Nederlands/Grammatica/Persoonlijke voornaamwoorden/Jou of jouw
Twee woorden die soms hetzelfde uitgesproken worden, hebben een verschillende schrijfwijze, omdat ook hun betekenissen verschillen.
Het gaat hier om de voornaamwoorden van de tweede persoon enkelvoud: net als mij en mijn, verschillen ook jou en jouw (en u en uw) van elkaar.
Zoals je ook vindt op de pagina over hen, hun of zij, hebben de Nederlandse voornaamwoorden drie vormen:
- een onderwerpsvorm: ik
- een voorwerpsvorm: mij
- een bezitsvorm: mijn
Voor de tweede persoon enkelvoud zijn de vormen:
- onderwerpsvorm: jij, je, u (gij, ge)
- voorwerpsvorm: jou, je, u
- bezitsvorm: jouw, je, uw
De onderwerpsvormen gebruiken we als het voornaamwoord het onderwerp van de zin is:
- ik zing een lied →
- jij zingt een lied, je zingt een lied, u zingt een lied
De voorwerpsvormen gebruiken we als het voornaamwoord als lijdend of meewerkend voorwerp voorkomt en ook na voorzetsels:
- Lisa groet mij →
- Lisa groet jou, Lisa groet je, Lisa groet u
- mijn vrienden wachten op mij →
- mijn vrienden wachten op jou, mijn vrienden wachten op je, mijn vrienden wachten op u
De bezitsvormen gebruiken we niet apart maar bij een zelfstandig naamwoord:
- dat is mijn broek →
- dat is jouw broek, dat is je broek, dat is uw broek
We vinden dus volgende belangrijke conclusies:
- je verandert nooit van vorm
- jou en u zijn de voorwerpsvormen van jij en u, in deze betekenis is er nooit een eind-w
- jouw en uw zijn de bezitsvormen van jij en u, in deze betekenis is de eind-w verplicht