Italiaans/Les17
Onderwerp van les 17
[bewerken]Deze les (Lezione Diciasette) gaat over de vervanging van een lijdend voorwerp of een meewerkend voorwerp door een ander woordje.
Vervanging van een lijdend voorwerp
[bewerken]De volgende woorden worden gebruikt om een lijdend voorwerp te vervangen.
mi | mij, me |
ti | jou, je |
lo, la, La | hem, haar, het, u |
ci | (uitspraak "tsjie") ons |
vi | jullie |
li, le | hen, hun |
Voorbeeldzinnen:
(Tu) mi hai visto.: Jij hebt mij gezien. (Io) ti ho visto. :Ik heb jou/je gezien. Ludo? L'ho visto! : Ludo? Ik heb hem gezien! Carla? La vedo! : Carla? Ik zie haar! (Io) non La capisco, signora. : Ik begrijp u niet, mevrouw. (Lui) ci ha visto. : Hij heeft ons gezien. Vi vedo! : Ik zie jullie! Li scrivo. : Ik schrijf ze. (bijvoorbeeld boeken of brieven) Le mangio. : Ik eet ze. (het lijdend voorwerp is vrouwelijk meervoud, zoals aardbeien)
Ook zelfstandige naamwoorden kunt u vervangen door bovenstaande woorden, maar dan natuurlijk alleen door lo, la, li en le.
Paolo vende i libri. wordt Paolo li vende.
Mangio le fragole. wordt Le mangio.
Afspraak: deze woorden komen voor de persoonsvorm!!!
Als het zelfstandig naamwoord een functie als lijdend voorwerp heeft, dan gebeurt er in de verleden tijd (specifieker: met de participio passato) wat geks: de uitgangen veranderen mee overeenkomstig het getal en geslacht van het zelfstandig naamwoord. Dit hebben we bijvoorbeeld ook in Les 4 bij de voltooid tegenwoordige tijd, in Les 5 bij de wederkerende werkwoorden en in Les 15 bij het gebruik van 'ne' gezien. Enkele voorbeelden:
Hai visto le case? Si, le ho viste.: Heb je de huizen gezien? Ja, ik heb ze gezien.
Avevi già comprato i libri? No, non li avevo già comprati.: Had je de boeken al gekocht? Nee, ik had ze nog niet gekocht.
Vervanging van een meewerkend voorwerp
[bewerken]mi | mij, me |
ti | jou, je |
gli, le, Le | hem, haar, het, U |
ci | ons |
vi | jullie |
gli | hen, hun |
Deze woorden worden hetzelfde gebruikt als die van het lijdend voorwerp:
Mi porta il vino. Hij/Zij/Het brengt mij de wijn. Breng me de wijn! Ti porta il vino. Hij/Zij/Het brengt jou de wijn. Gli porta il vino. Hij/Zij/Het brengt hem de wijn. Le porta il vino. Hij/Zij/Het brengt haar/U de wijn. Ci porta il vino. Hij/Zij/Het brengt ons de wijn. Lui vi porta il vino. Hij brengt jullie de wijn. Lui porta gli il vino. Hij brengt hun de wijn.
Niet te moeilijk. Dit kwam trouwens ook aan bod in Les 10. U kunt dit als herhaling gebruiken.
Allebei de vervangingen in een zin
[bewerken]Je kunt ook een zin tegenkomen waarin en een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp worden vervangen:
Me lo porta. (Hij/Zij/Het brengt het mij. Breng hem/het me!)
Bij dit soort zinnen komt de vervanging van het meewerkend voorwerp voor de vervanging van het lijdend voorwerp!
Let op, de verandering van de uitgang van het werkwoord zoals we dat hierboven bij het lijdend voorwerp hebben besproken, komt niet voor als het zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp fungeert.
Hai comprato dei fiori per lei? Si, le ho comprato dei fiori.: Heb je bloemen voor haar gekocht? Ja, ik heb bloemen voor haar gekocht.