Zie Duits/Grammatica/Werkwoorden
De regelmatige vervoeging gaat als volgt:
Sagen
Zeggen
Ich sage
Ik zeg
Du sagst
Jij zegt
Er/Sie/Es sagt
Hij/Zij/Het zegt
Wir sagen
Wij zeggen
Ihr sagt
U zegt, Jullie zeggen
Sie sagen
Zij zeggen, U zegt•
Man sagt
Men zegt
• Sie sagen met Sie met een hoofdletter betekent: u zegt. sie sagen in een zin (niet aan het begin) met sie met een kleine letter betekent: zij zeggen.
Er zijn echter een aantal werkwoorden met een onregelmatige vervoeging. Dit zijn de belangrijkste:
Sein
Zijn
Ich bin
Ik ben
Du bist
Jij bent
Er/Sie/Es ist
Hij/Zij/Het is
Wir sind
Wij zijn
Ihr seid
U bent, Jullie zijn
Sie sind
Zij zijn, U bent
Man ist
Men is
Können
Kunnen
Ich kann
Ik kan
Du kannst
Jij kunt
Er/Sie/Es kann
Hij/Zij/Het kan
Wir können
Wij kunnen
Ihr könnt
U kunt, Jullie kunnen
Sie können
Zij kunnen, U kunt
Man kann
Men kan
Haben
Hebben
Ich habe
Ik heb
Du hast
Jij hebt
Er/Sie/Es hat
Hij/Zij/Het heeft
Wir haben
Wij hebben
Ihr habt
U heeft, Jullie hebben
Sie haben
Zij hebben, U heeft
Man hat
Men heeft
Werden
Worden èn Zullen
Ich werde
Ik word/zal
Du wirst
Jij wordt/zult
Er/Sie/Es wird
Hij/Zij/Het wordt/zal
Wir werden
Wij worden/zullen
Ihr werdet
U wordt/zult, Jullie worden/zullen
Sie werden
Zij worden/zullen, U wordt/zult
Man wird
Men wordt/zal