Naar inhoud springen

Duits/Grammatica/Werkwoorden/Lijdende vorm

Uit Wikibooks

Duits

Inleiding
  1. Inhoud
Lessen
  1. Alfabet, geslacht en getallen
  2. Ontmoeting, handige woorden
  3. De klok, de week, het weer, groeten
  4. Het weer verder
  5. Dagen
  6. Maanden
  7. Sagen, sein, können, haben: tegenwoordige tijd
Grammatica Naamvallen
  1. Der Nominativ
  2. Der Genitiv
  3. Der Dativ
  4. Der Akkusativ
  5. Samenvattende tabel lidwoorden
Grammatica Naamwoorden
  1. Zelfstandig naamwoord en co
  2. Geslacht van het zelfstandig naamwoord
  3. Meervoud van het zelfstandig naamwoord
  4. Lidwoord
  5. Bezittelijk voornaamwoord
  6. Aanwijzend voornaamwoord
  7. Bijvoeglijk naamwoord
  8. Persoonlijk voornaamwoord
Grammatica Werkwoorden
  1. Werkwoorden
  2. HabenSeinWerden
  3. Klankwissel in de stam in de tegenwoordige tijd
  4. Regelmatig (zwak) in de tegenwoordige tijd
  5. Voltooid deelwoord
  6. Modale werkwoorden
  7. Scheidbare werkwoorden
  8. Lijdende vorm
  9. Konjunktiv
Toetsen
  1. Toetsenbank Duits
Overig
  1. Zinsbouw
  2. Platform voor leraren
Auteurs
  1. Ischa1
  2. Bdcooman
  3. en vele anderen

De lijdende vorm wordt in het Duits Passiv genoemd en is het tegenovergestelde van de actieve vorm (Aktiv).

Lijdende vorm

[bewerken]

In tegenstelling tot het Nederlands, gebruikt het Duits in de voltooide tijd het hulpwerkwoord worden.

Tijd Nederlands Tijd Duits Voorbeeld Nederlands Voorbeeld Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd Präsens Het huis wordt gebouwd. Das Haus wird gebaut.
Onvoltooid verleden tijd Präteritum Het huis werd gebouwd. Das Haus wurde gebaut.
Voltooid tegenwoordige tijd Perfekt Het huis is gebouwd. Das Haus ist gebaut worden.
Voltooid verleden tijd Plusquamperfekt Het huis was gebouwd. Das Haus war gebaut worden.

De zinnen hebben de volgende betekenis:

  • Präsens: Het huis wordt op dit moment door iemand gebouwd.
  • Präteritum: In het verleden waren ze bezig om het huis te bouwen.
  • Perfekt: Het huis is door iemand gebouwd en is nu af.
  • Plusquamperfekt: Op een bepaald tijdstip in het verleden was het huis af.

Lijdende vorm met modale werkwoorden

[bewerken]
Tijd Nederlands Tijd Duits Voorbeeld Nederlands Voorbeeld Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd Präsens Het huis moet gebouwd worden. Das Haus muss gebaut werden.
Onvoltooid verleden tijd Präteritum Het huis moest gebouwd worden. Das Haus musste gebaut werden.
Voltooid tegenwoordige tijd Perfekt Het huis heeft gebouwd moeten worden. Das Haus hat gebaut werden müssen.
Voltooid verleden tijd Plusquamperfekt Het huis had gebouwd moeten worden. Das Haus hatte gebaut werden müssen.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.