Heksenvervolging in Europa (1300-1720)/Waterproef, een Godsoordeel

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Begin
  3. Rechtsgang
  4. Toename
  5. Reformatie en protestantisme
  6. Heksensabbat
  7. Waterproef
  8. Martelen
  9. Wurgen en verbranden
  10. Hoogtepunt
  11. In Europa en Amerika
  12. In Nederland
    1. Amersfoort en Utrecht
    2. Asten
    3. Roermond
  13. Ontstaan
    1. Dresen-Coenders
    2. Keith Thomas
    3. Joseph Klaits
  14. Verheviging
    1. Dresen-Coenders
    2. Joseph Klaits
  15. Aflopen
    1. Dresen-Coenders
    2. Keith Thomas
    3. Joseph Klaits
  16. Malleus maleficarum
  17. Bronnen en Links

7. Waterproef, een Godsoordeel

Godsoordelen waren overblijfselen van de Germaanse wetgeving. Ze dienden als middel om de schuld of onschuld van een aangeklaagde vast te stellen. Het idee erachter was dat de aangeklaagde een "proef" moest doen waarvoor hij kon "slagen" (dan was hij onschuldig) of "zakken" (dan was hij schuldig). Men veronderstelde dat God de onschuldige zeker niet onterecht zou laten veroordelen en hem dus zou komen helpen om te "slagen" tijdens het Godsoordeel.

Al in 1215 werden alle Godsoordelen door paus Innocentius III verboden. Redenen voor dit verbod waren:

  • Godsoordelen waren een vorm van tovenarij en je mocht geen tovenarij met tovenarij bestrijden.
  • Verder daagde de mens God uit met het Godsoordeel, want God werd eigenlijk gedwongen om op te treden. Ondanks dit verbod van de paus ging men gewoon door met de waterproef en soms ook met de vuurproef.

Er waren diverse soorten van Godsgerichten.

  1. Het tweegevecht. Mensen die voor bepaalde misdrijven waren aangeklaagd, konden in plaats van een normaal proces een gerechtelijk tweegevecht aanvragen. Dit werd in Engeland pas in 1819 geheel afgeschaft.
  2. De verdachte moest zijn handen in kokend water steken.
  3. De vuurproef. Je moest over een witheet stuk ijzer lopen of een witheet stuk ijzer in je handen houden. Na een paar dagen bekeek men de huid: die mocht geen tekenen van verbranding vertonen. Het was vrijwel onmogelijk om voor deze proef te "slagen". In de Malleus maleficarum (1486) werd afgerekend met de vuurproef.
  4. De waterproef. De beschuldigde werd met gebonden handen en voeten in het water gegooid en als ze bleef drijven, was het een heks en werd ze gemarteld of meteen geëxecuteerd. Als ze zonk was ze onschuldig. Ze werd dan met een touw naar boven getrokken en mocht naar huis. Het was eigenlijk gemakkelijk om voor deze proef te "slagen": je moest gewoon uitademenen, dan zonk je en na verloop van enige tijd werd je weer opgehesen. Maar veel mensen konden niet zwemmen en raakten mogelijk in paniek en gingen spartelen om boven te blijven. De waterproef werd in 1593 in Holland verboden en in 1595 in Brabant.
  5. Ook was er 'de heilige bete' waarbij je een stuk brood (met kaas) moest opeten zonder je te verslikken.

In kleine gemeenschappen, waarin iedereen vast geloofde in de werkzaamheid van deze middelen, waren ze mogelijk ook werkzaam. Mensen die zich schuldig voelden, "braken" al vóór de proef en bekenden. Of ze voelden zich zó zenuwachtig, dat ze de proef niet konden doorstaan. Het directe "ingrijpen" van God, zoals dat in deze Godsoordelen werd verondersteld, weerhield mogelijk veel mensen ervan om misdaden te begaan.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.