Heksenvervolging in Europa (1300-1720)/Heksenvervolging in Nederland/Heksenprocessen te Amersfoort en Utrecht (1591-1595)

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Begin
  3. Rechtsgang
  4. Toename
  5. Reformatie en protestantisme
  6. Heksensabbat
  7. Waterproef
  8. Martelen
  9. Wurgen en verbranden
  10. Hoogtepunt
  11. In Europa en Amerika
  12. In Nederland
    1. Amersfoort en Utrecht
    2. Asten
    3. Roermond
  13. Ontstaan
    1. Dresen-Coenders
    2. Keith Thomas
    3. Joseph Klaits
  14. Verheviging
    1. Dresen-Coenders
    2. Joseph Klaits
  15. Aflopen
    1. Dresen-Coenders
    2. Keith Thomas
    3. Joseph Klaits
  16. Malleus maleficarum
  17. Bronnen en Links

12.1. Heksenprocessen te Amersfoort en Utrecht (1591-1595)

Deze reeks van heksenprocessen was tussen 1591 en 1595 gestart in Amersfoort maar de beschuldigden stonden in Utrecht voor een hogere rechtbank terecht. De verdachten werden gefolterd en gedwongen om de namen van anderen te noemen. Enkelen overleden aan de foltering. Voordat de beschuldigden verbrand werden, werden ze vaak half of licht gewurgd.

Rond 1570 woedde de Tachtigjarige Oorlog in alle hevigheid en had men geen tijd om heksen te vervolgen. Amersfoort was in deze oorlog diverse keren van Staatse naar Spaanse handen overgegaan en vice versa. Na 1580 was Amersfoort in Staatse, protestantse handen. Na 1590 nam het oorlogsgeweld af en kregen de regenten de tijd om orde te scheppen in de eigen gelederen.

Waarschijnlijk heersten er tussen 1580 - 1600 in Amersfoort armoede en werkeloosheid. In 1592 werd Amersfoort getroffen door een wolvenplaag (De wolven kwamen door honger gedreven uit Duitsland hierheen en vraten het wild en het vee op) en in 1595 door een watersnood. Men vond zondebokken in impopulaire personen. Mogelijk kwamen hun executies de regenten goed van pas als afschrikwekkend middel om de in die periode heersende maatschappelijke onrust en losse zeden te corrigeren.

De beschuldigden[bewerken]

Aanvankelijk werden zeventien mensen (waaronder ook mannen) beschuldigd van schade toebrengen door toverij aan mensen, dieren en gewassen. Velen van hen hadden banden met reeds veroordeelde heksen. De meesten waren arm maar er waren ook enkele welgestelden bij. Vooral mensen met een slechte naam werden beschuldigd. Vrouwen waren meer verdacht dan mannen, arme vrouwen nog meer en dochters van heksen waren het meest verdacht.

De procesgang[bewerken]

De aanklachten werden ingediend door mensen uit het volk die zich door de heksen benadeeld achtten. Zij meenden dat zijzelf of hun familie, hun vee of hun gewassen behekst waren. Zij gingen vervolgens naar de beschuldigden toe en eisten van hen dat zij henzelf of hun behekste kinderen, dieren of gewassen zouden zegenen. Dit zegenen was bedoeld als een vorm van ontheksing. Dat betekende echter dat men de beschuldigde voor de ziekte of schade verantwoordelijk hield. Als de heks daar aan toegaf, bekende ze feitelijk dat zij de schadelijke beheksing had verricht. Ze weigerde die zegening dan ook meestal maar zij kon ook zelf een proces wegens smaad tegen de klagers starten. Daardoor kon in principe het heksenproces voorkomen worden.

Kreeg de heks geen eerherstel, dan volgde een formeel heksenproces voor een hogere rechtbank. De aanklagers moesten voor het gerecht met bewijzen komen. De schade moest aangetoond kunnen worden met behulp van getuigen, anders ging de heks vrijuit. In Holland nam het gerecht doorgaans geen genoegen met symbolische zaken (als bijvoorbeeld een boze blik) om de aangedane schade te verklaren. Het gerecht wilde een plausibele oorzaak horen (als bijvoorbeeld het gebruik van gif). De aanklachten mochten ook niet uit kwaadwillendheid of nijd gedaan zijn. Als de beschuldigde voldoende ontlastende getuigen (vier tot acht) kon oproepen, werd zij doorgaans vrijgesproken. Vrijspraak of veroordeling konden daarmee afhangen van de mate van invloed of populariteit van de aangeklaagde.

Tortuur of pijnlijke ondervraging (marteling) werd pas toegepast als men de schuld van de heks al bewezen achtte en alleen nog een bekentenis nodig had. Ook werden de beschuldigden tijdens de marteling gedwongen om toe te geven dat zij een ketters verbond met de duivel hadden gesloten en zelfs geslachtsgemeenschap met hem hadden gehad en met hem hadden gedanst tijdens de heksensabbatten, samen met andere heksen. Zij werden gedwongen om de namen van die andere heksen te noemen.

Ook kinderen werden opgepakt op beschuldiging van hekserij. De hele procesreeks dreef voor een groot deel op de bekentenissen van kinderen. Kinderen sloegen bij de ondervraging eerder door dan volwassenen. Deze kinderen gingen vaak alleen maar de gevangenis in (na geseling). Bij marteling begon men vaak met de zwaksten: die bekenden eerder en dan hoefde men de anderen niet meer te martelen.

De Malleus maleficarum is tijdens dit proces hoogstwaarschijnlijk niet gebruikt want het was een katholiek boek en Amersfoort was al sinds 1580 gereformeerd.

Bij gebleken schuld werden de goederen van de beschuldigden geconfisqueerd.

Een aantal processen[bewerken]

Heksensabbat, verering van de duivel in de gedaante van een bok en een kater
Weerwolf op een Duitse prent uit 1722

1591. Een oude vrouw, Maria Dircxz met haar dochter en kleindochter (15) werden gewurgd en verbrand.

1593. Geertgen Damen (80) werd verbrand. Zij was spinster en zou kinderen hebben behekst. Een kind werd ziek nadat Geertgen haar een koek had gegeven, een ander kind stierf nadat Geertgen haar een zegen gegeven had. Ze werd gevangen gezet en gefolterd. Ze bekende alles, ook dat ze gemeenschap met de duivel had gehad. Ze bleef bij de waterproef drijven als een gans. Daags erna werd ze gewurgd en verbrand.

1595. Grietgen Willems en haar dochter Adriana (15), arme lieden, werden opgepakt. Een vrouw zou ziek zijn geworden van een haring die ze van Grietgen had gekregen. Deze vrouw had daarop een zegening (ontheksing) van Grietgen verlangd, maar die zegening had niet geholpen. Daarna had zij Adriana nogmaals om een zegening gevraagd maar die had geweigerd, want het zou als een bekentenis uitgelegd kunnen worden en was dus een aantasting van Adriana's goede eer. Buren droegen nog meer beschuldigen aan: er zouden kinderen gestorven zijn door zegeningen van moeder en dochter. Ze werden gevangen genomen en er volgden meer beschuldigingen. Kinderen zouden ziek geworden zijn na het eten van appels die ze van moeder Grietgen hadden gekregen. Adriana bekende uit angst voor de foltering. Ook bekende ze dat ze met Marie Barten en de Roode Cater gedanst zou hebben met de duivel. Moeder Grietgen ontkende waarop Adriana haar bekentenis herriep. Moeder en dochter waren blijkbaar niet populair want er kwamen alweer nieuwe beschuldigingen. Onder dreiging van foltering bekende Adriana alles. De moeder bekende pas tijdens de foltering. Zij werd na wurging verbrand en Adriana werd vanwege haar jonge leeftijd in het openbaar gegeseld en in de gevangenis gestopt.

1595. Volckert Dircxz werd opgepakt. Hij zou kinderen en beesten hebben gezegend, soms vrijwillig, soms gedwongen. Soms met succes en soms met fatale afloop. Getuigen bevestigden dit. Vervolgens werden zijn dochter Hendrikje (17) en zoontjes Hessel (14) en Elbert (13) ondervraagd. Hessel legde zeer belastende verklaringen af over zijn vader. Deze zou in de gedaante van een kat gedanst hebben met de duivel en in de gedaante van een wolf beesten hebben doodgebeten en hun bloed hebben gedronken. Volckert ontkende, ondanks de foltering. Getuigen legden belastende verklaringen af en Volckert slaagde niet voor de waterproef. Onder bedreiging van nieuwe foltering gaf hij alles toe. Hij gaf verder niemand aan. Eerst werd hij half gewurgd, daarna verbrand.

Zijn dochtertje Hendrikje Volckerts werd verhoord. Zij bekende een pact met de duivel te hebben gesloten omdat die beloofde haar rijk te zullen maken. Zij noemde andere namen. Maria Barten, vader en zoon (Antonius) Bulken, en Grietje Seghers (de Roode Cater).

Zijn zoontje Hessel Volckerts beschuldigde ook nog Antonius Bulken.

Grietje Seghers of de Roode Cater. Haar naam werd genoemd tijdens de verhoren van Adriana Willems en Hendrikje Volckerts. Zij werd aan de waterproef onderworpen, gefolterd en de volgende dag gestikt en met gebroken nek in de gevangenis aangetroffen.

Antonius Buycken (of Bulken). Zijn naam werd genoemd tijdens de verhoren van Hendrikje en Hessel Volckerts. Hij werd gefolterd en bekende. Vervolgens trok hij zijn bekentenis weer in en werd opnieuw gefolterd. Daarop bekende hij alles. Zijn vader was gevlucht en bij verstek veroordeeld. Antonius gaf nog Maria Barten aan, want ze zouden samen met de duivel gedanst hebben.

Maria Barten en Hendrikje Volckerts (17), zouden zich aan de duivel hebben overgeleverd, zij zouden zich in wolven hebben veranderd en dieren dood hebben gebeten. Ook zouden zij in de gedaante van katten aan dansen met de duivel meegedaan hebben. Hendrikje zou vanaf haar 14de met de duivel gepaard hebben en een hagelbui hebben veroorzaakt. Ze werden na lichte wurging samen met Antonius Bulken verbrand.

De 4 broertjes van Hendrikje moesten daarbij toezien. Hoewel dezen zich ook in wolven hadden veranderd, werden ze slechts gegeseld en in de gevangenis gestopt, omdat ze nog zo jong waren.

Swaentgen Seghers, dochter van de Roode Cater, was na de dood van haar moeder gevlucht en werd na haar terugkeer gevangen genomen, maar weer vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs.

Jannetge Pots, aanvankelijk gevlucht, werd na haar terugkeer opgepakt. De afloop van dit proces is onbekend.

De sociaal-economische situatie in Amersfoort[bewerken]

In de vijftiende eeuw hadden veel mensen een huisbrouwerij en vooral de vrouwen waren daarin actief. Ook in de lakenindustrie werkten vroeger veel vrouwen in kleine familiebedrijfjes. Geleidelijk aan kwam er echter schaalvergroting en specialisatie door de opkomst van de gilden, de economie kwam in handen van een steeds kleiner wordende groep kooplieden.

Tot circa 1570 waren de lakenindustrie en de bierbrouwerijen in Amersfoort de voornaamste bronnen van inkomst en werkgelegenheid. Daarna nam de werkgelegenheid in deze industrieën af vanwege de schaalvergroting. Ook kregen de bedrijven van Amersfoort concurrentie van bedrijfjes op het platteland die zich niet aan de regels van de gilden hoefden te houden. Vermoedelijk was er veel werkeloosheid in Amersfoort tussen 1570-1595 en dan vooral onder de vrouwen. De rol van de vrouw als medeproducent ging steeds meer achteruit en zou rond 1600 vrijwel zijn uitgespeeld. Vrouwen werden toen ofwel dienstmeisjes of zij werden werkeloos.

Er waren veel marginale figuren in Amersfoort op het einde van de zestiende eeuw. Vagebonden, vluchtelingen voor oorlogsgeweld, Habsburgse huursoldaten die rondzwierven en het platteland plunderden, en waarschijnlijk waren er veel werkelozen en bedelaars. De regenten wilden hen in het gareel krijgen.

Ambachtslieden hadden soms zo weinig inkomsten dat ze weliswaar leerlingen aannamen maar hen niet konden betalen, ze stuurden hen de straat op om te bedelen. Er liepen bedelende en straatschennende kinderen door Amersfoort. Rond 1580 richtten de regenten daarom scholen en werkhuizen op om deze kinderen van de straat te krijgen.

Rond 1585 begonnen de regenten met de bedeling: via stichtingen gaven zij de armen geld. Deze bedeling was echter niet vrijblijvend: het geld werd pas na het bijwonen van de mis uitgedeeld en dan alleen aan mensen die deugdzaam leefden en hun kinderen volgens de burgerlijke moraal opvoedden.

Sociale onrust in Europa[bewerken]

Er was overal in Europa hongersnood door misoogsten. Deze misoogsten waren al circa 1560 begonnen naar aanleiding van een klimaatsverandering (de kleine ijstijd) maar ze vonden hun hoogtepunt rond 1595. Er was een wolvenplaag in 1592. De wolven kwamen door honger gedreven uit Duitsland hierheen en aten wild en vee. Er was een watersnood in 1595 doordat de Rijn overstroomde.

Er was sociale onrust in heel Europa. De graanprijzen stegen door de vele misoogsten en de lonen daalden. De rijken en de geestelijkheid speculeerden vaak met het graan. Er braken boerenopstanden uit die met harde hand werden neergeslagen. Er waren pestepidemieën. Oorlogen hadden gezorgd voor een vrouwenoverschot. Omdat alleenstaande vrouwen het erg moeilijk hadden, zochten zij op alle mogelijke manieren naar een man. De mannen hadden de keus en profiteerden daarvan. De seksuele moraal werd losser.

De opkomst van de heksenwaan in Europa liep parallel aan de toenemende sociale onrust en het losser worden van de zeden. De autoriteiten traden steeds strenger op. Het volk dat probeerde zijn lot te begrijpen en te verzachten, zocht zijn heil bij de volksgenezers (of magiërs of heksen). De kerk reageerde daarop door steeds strenger de volksmagie te bestrijden als zijnde heidens en des duivels. Of het nu roomsen waren of protestanten, of het nu in Noord- of Zuid-Nederland was, dat was gelijk.

Burgerlijke moraal[bewerken]

In een poging om het volk onder controle te krijgen, werd er in die tijd door middel van toneel, prenten enzovoort veel gemoraliseerd over de deugdzaamheid en de opvoeding. Er werd gewaarschuwd tegen domme, bazige, hebzuchtige en geile vrouwen. Dat vrouwbeeld zou mogelijk mee hebben geholpen aan het tot stand komen van de heksenwaan, die immers vooral vrouwen trof.

Aanvankelijk voedden de vrouwen hun kinderen op naar eigen inzicht, maar ook daar gingen professionele opvoedsters uit het burgerlijke milieu zich mee bemoeien onder andere door het stichten van scholen en het onderrichten van de moeders.

Economische macht[bewerken]

De regenten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren rijk geworden door te profiteren van de oorlogen die in de omringende landen woedden: zij leverden wapens aan alle partijen. Zelfs de Tachtigjarige Oorlog werd mogelijk door hen gerekt omdat ze er geld mee verdienden. Door hun rijkdom en macht konden de regenten rond 1597 de maatschappelijke onrust volledig beheersen. De armen werden desnoods met geweld aan het werk gezet en er kwam ook al vroeg een vorm van bedeling. Zo kon de gegoede burgerij haar morele idealen aan het volk opleggen. Daardoor hadden zij de heks als afschrikwekkend voorbeeld niet meer nodig. Zij hoefden geen heksen meer te verbranden om te laten zien wie er de baas was.

In de Zuidelijke Nederlanden (en elders in Europa) duurde de economische crisis langer, mogelijk dat daarom de heksenvervolging daar nog enkele decennia doorging. In sommige streken van Europa ging de heksenvervolging zelfs nog (veel) langer door.

Rond 1600 was er nog een wereldwijde afkoeling van 5,5 graad Celsius door grote hoeveelheden vulkaanstof in de atmosfeer. In het zeeklimaat van Nederland was de temperatuursdaling echter veel minder. Ook daardoor was de welvaart in de Republiek mogelijk hoger dan in de omringende landen. Mogelijk droeg dat er toe bij dat de heksenprocessen in de Republiek eerder waren afgelopen dan elders.

Einde van de heksenwaan in Amersfoort[bewerken]

Rond 1597 kreeg Amersfoort de nieuwe bombazijnindustrie (bombazijn is een mengsel van linnen en katoen) die evenals de nieuwe tabaksbouw aan velen werk verschafte. De werkgelegenheid liep weer op. Toen de welvaart en gezondheidszorg toenamen, nam de behoefte van de mensen af om hun lot te beïnvloeden door toverij. De heksenprocessen waren verleden tijd in Amersfoort.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.