Heksenvervolging in Europa (1300-1720)/Aflopen van de heksenvervolging/Keith Thomas. Aflopen van de heksenvervolging

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Begin
  3. Rechtsgang
  4. Toename
  5. Reformatie en protestantisme
  6. Heksensabbat
  7. Waterproef
  8. Martelen
  9. Wurgen en verbranden
  10. Hoogtepunt
  11. In Europa en Amerika
  12. In Nederland
    1. Amersfoort en Utrecht
    2. Asten
    3. Roermond
  13. Ontstaan
    1. Dresen-Coenders
    2. Keith Thomas
    3. Joseph Klaits
  14. Verheviging
    1. Dresen-Coenders
    2. Joseph Klaits
  15. Aflopen
    1. Dresen-Coenders
    2. Keith Thomas
    3. Joseph Klaits
  16. Malleus maleficarum
  17. Bronnen en Links

15.2. Keith Thomas. Aflopen van de heksenvervolging

Bedeling en armenwetten[bewerken]

In de zeventiende eeuw gingen de kerk en de gegoede burgerij de armen geld geven (bedeling). In veel landen kwamen armenwetten die regelden dat de staat de armen geld gaf. Op het einde van de zeventiende eeuw werd er al tien keer zoveel geld aan de armen gegeven als in het begin van de zeventiende eeuw. Het aan de deur bedelen verminderde. Schuldgevoelens vanwege het wegsturen van bedelaressen verdwenen en daarmee de drang om heksen aan te geven wegens maleficiën.

Scepticisme en optimisme door materialistisch wereldbeeld[bewerken]

Isaac Newton in 1702 door Godfrey Kneller (National Gallery Londen)

In de (late) zeventiende eeuw ging de intensiteit van de heksenvervolging mede achteruit, omdat ontwikkelde mensen zoals rechters en jurieleden steeds sceptischer werden. Men dacht dat veel heksen ten onrechte werden beschuldigd of dat ze slachtoffer waren van hun eigen hallucinaties. Heksenprocessen liepen na 1650 steeds vaker ten gunste van de beschuldigden af.

Al rond 1550 waren sommigen sceptisch geweest over de vraag of hekserij in feite wel bestond. Rond 1660 begonnen deze ideeën aan kracht te winnen. Argumenten van de sceptici waren:
1) Hekserij staat niet in de bijbel. Het was ondenkbaar dat God zou toestaan dat de duivel of de heksen een dergelijke bovennatuurlijke macht hadden.
2) Het idee dat heksen konden vliegen en heksensabatten bezochten, was volgens de protestanten niets anders dan een paaps sprookje, afkomstig van oud, heidens bijgeloof.
3) Aanhangers van de nieuwe richting van het materialisme geloofden niet in een wereld van geesten en als die wèl bestond, dan had een mens er niets mee te maken.

Volgens de sceptici was het onmogelijk dat heksen op bovennatuurlijke wijze maleficiën konden plegen en dat zij geslachtsgemeenschap met de duivel zouden hebben. Er waren volgens hen 4 soorten ‘heksen’:
1) Onschuldigen die valselijk beschuldigd werden.
2) Zieken (melancholici) die aan hallucinaties leden en de vreemdste zaken ‘bekenden’ (er waren inderdaad veel mensen met religieuse wanhoop omdat ze niet aan de veel te hoge normen van de geestelijkheid konden voldoen).
3) Echt kwaadaardige mensen die stiekem hun buren kwaad deden. Dat deden ze echter niet door toverij maar middels tastbare zaken als gif.
4) Oplichters die deden alsof ze zieken konden helen.

Hoewel het volk als vanouds in zwarte magie bleef geloven en aanklachten bleef indienen wegens maleficiën, begonnen rechters en jurieleden de heksenprocessen geleidelijk aan tegen te werken. Omdat ze zich daarmee in de decennia rond 1700 regelmatig de woede van het volk op de hals haalden, ontkenden ze aanvankelijk niet dat hekserij bestond, maar stelden ze dat deze moeilijk (of niet) te bewijzen was.

  1. Hoe moest bewezen worden dat een ongeluk of een ziekte door toverij was ontstaan en niet een natuurlijke oorzaak had?
  2. Het aangedane kwaad kon ook van de duivel komen en zelfs van God.
  3. En àls het ongeluk of de ziekte dan door een heks veroorzaakt was, hoe moest je er dan achter komen wie die heks was?

Door de astronomie was aangetoond dat het universum geregeerd werd door natuurwetten. Ten gevolge daarvan wendde de elite zich na 1660 geleidelijk af van het Neoplatonische wereldbeeld van een universum dat vol zat met God, geesten en demonen die zich allemaal rechtstreeks met de dagelijkse gang van zaken bemoeiden. Daarmee wendde de elite zich ook af van de magie. Uitspraken van geleerden uit de antieke tijd werden niet meer zonder meer geloofd. Men werd sceptisch. Alles moest aangetoond kunnen worden. "Eerst zien, dan geloven". Daardoor liet de elite haar ideeën over duivelspact en heksensabbat varen.

De elite voelde zich nu meer aangetrokken tot een mechanisch en materialistisch wereldbeeld. Elk mysterie zou een logische verklaring hebben en als die verklaring nog niet gevonden was, dan vertrouwde men erop dat die in de toekomst wel gevonden zou worden. Men begon vol optimisme te experimenteren met vliegende koetsen, het perpetuum mobile, medicijnen uit de koloniën. Praktische oplossingen kwamen meestal pas veel later. Bruikbare medische technologie die de levensverwachting zou verhogen, kwam pas in het tweede kwart van de twintigste eeuw. Het algemene gebruik van sanitair was er wat eerder. Het geloof in het materialistische wereldbeeld was zó sterk, dat het geloof in de magie al werd opgegeven terwijl er nog geen effectieve technologische oplossingen voor in de plaats waren gekomen.

De duivel, waar de mensen zo vreselijk bang voor waren gemaakt, werd weer in de hel gestopt. Hij veranderde van een realiteit naar een symbool van kwade gedachten en onderdrukte verlangens. De hel werd een symbool van de ‘inwendige hel’ van de mens. Staat en godsdienst werden gescheiden. Ook de haat tegen vrouwen verminderde.

Het scepticisme van de elite deed het aantal heksenprocessen verminderen. De wetgeving werd zodanig aangepast dat heksenprocessen steeds minder tot een veroordeling leidden. De marteling werd afgeschaft. Rond 1720 deelden de meeste ontwikkelde mensen de ideeën van de sceptici en waren er haast nergens meer heksenprocessen in Europa.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.