Heksenvervolging in Europa (1300-1720)/Verheviging van de heksenvervolging/Joseph Klaits. Verheviging van de heksenvervolging
14.2. Joseph Klaits. Verheviging van de heksenvervolging na 1550
Als er na ~1550 keuterboertjes bij het gerecht aankwamen met klachten over maleficiën, dan gingen de autoriteiten daar steeds meer aan voorbij. Ze gingen de beschuldigden meteen vragen stellen over duivelsaanbidding en vrijwillig geslachtsgemeenschap met Satan op de heksensabbatten. Dat had de kerkelijke inquisitie al in de vijftiende eeuw gedaan en na 1550-1560 gingen de wereldse rechtbanken hetzelfde doen.
Tussen 1560-1590 kwam er een wijziging in de wetgeving. Er hoefden geen maleficiën meer bewezen te worden. Elke "aangetoonde" omgang van de heks met de duivel was voldoende om haar op de brandstapel te brengen. De beschuldiging van verkeer met de duivel was door marteling eenvoudig te bewijzen, temeer daar de restricties op martelen rond 1560 werden opgeheven.[1]
Morele hervorming
[bewerken]De wetgeving werd dus steeds strenger. Maar dit was niet zozeer de oorzaak van de toename van de heksenvervolging. Het was eerder een gevolg van een morele hervorming die in die tijd woedde.
In de zestiende en zeventiende eeuw hielden zowel de contrareformatorisch- katholieke als ook de protestantse hogere klassen grote campagnes om het geloof en het seksuele gedrag van het volk te "verbeteren". De religie van de keuterboertjes zat volgens hen vol met heidens bijgeloof. Volgens Keith Thomas wilden veel mensen van het gewone volk liever niets te maken hebben met het christendom en waren er op het platteland gebieden waar de mensen bijna niets van het christelijke geloof afwisten. De hogere klassen begonnen militant het plattelandsvolk te bekeren tot het officiele Christendom. Zij probeerden hen zelfs het "missionarisstandje" als enig correcte paringshouding op te leggen. Zij zagen overal de (hand van) duivel in. Zij predikten hel en verdoemenis. De angst voor de duivel, de hel en de zonde (die al sinds 1100 werd aangewakkerd[2]), werd enorm.
De seksuele aspecten van het volk, speciaal die van volksvrouwen, baarden de hogere klasse grote zorg. Deze hogere klasse wilde zichzelf onder controle houden en ascetisch zijn. Priesters en gewone mannen begonnen schuldgevoelens te krijgen over het feit dat ze zichzelf niet volledig onder controle hadden. Ze gaven daar de vrouwelijke verleidingskunst de schuld van. Seksualiteit, vooral de vrouwelijke, werd een zwaar beladen onderwerp.
Heksenprocessen gingen na 1560 steeds meer over de veronderstelde deelname van de heksen aan de heksensabatten maar daardoor gingen zij feitelijk steeds meer over de seksuele fantasieën van de rechters. De heks werd een voorbeeld van gevaarlijke vrouwelijke seksualiteit. 80-90% van de beschuldigden was in deze periode vrouw.
Na 1560 was er (speciaal in protestantse gebieden) sprake van een duivelsteken dat op het lichaam van de heks te vinden zou zijn: een ongevoelige plek die de duivel bij haar inwijding had achtergelaten als een soort brandmerk. Of een derde tepel waaraan haar huisgeest (of een incubus) (bloed) kon drinken. Daarom werden de heksen bij de ondervraging uitgekleed, geschoren en goed bekeken en overal geprikt. Vooral op de schaamdelen moest goed gezocht worden. Een wrat of wijnvlek was voldoende.[3]
Ook de wet bemoeide zich steeds meer met morele zaken. Rond 1570 kwamen zaken als bigamie, sodomie, incest, kindermoord en overspel in de wet te staan. Seksualiteit voor en buiten het huwelijk werd strafbaar. De autoriteiten vaardigden steeds strengere wetten uit als gevolg van de morele hervorming.
Oorlog tegen volkscultuur
[bewerken]Behalve de onderdrukking van de seksualiteit werden ook dansen, gokken en toneelspelen als zijnde immoreel ontmoedigd. Volksfeesten als carnaval hadden soms aanleiding gegeven tot grootschalige rellen en werden dus verboden door de geestelijkheid en de wereldse autoriteiten. De volkscultuur was rond 1700 vrijwel geheel verdwenen. Minderheden en mensen met een afwijkende mening werden onderdrukt.
Hoewel de elite steeds meer op het volk ging neerkijken, veranderde het gedrag van het volk toch sterk in de door de elite gewenste richting.
De heksenvervolging was een deel van de veelzijdige oorlog die de moreel hervormde elite in de zestiende en zeventiende eeuw tegen de volkscultuur voerde. De morele hervorming van de vijftiende en zestiende eeuw was dus de feitelijke oorzaak van het toenemen van de heksenvervolging. De elite verscheen na 1550 ook steeds vaker op het platteland en daardoor nam de heksenvervolging na 1550 toe. Waar de morele hervorming later doordrong, begon de verheviging van de heksenvervolging pas rond 1600. In Rusland, waar het idee van duivelsaanbidding en sabbat helemaal niet doordrong, kwam ook geen heksenwaan.
Meer lezen
[bewerken]- Zie ook Hekserij/Heksensabbat