Plato/Lysis
Lysis is een dialoog van Plato die de aard van vriendschap bespreekt. Het wordt algemeen beschouwd als een vroege dialoog.
De hoofdpersonen zijn Socrates, de jongens Lysis en Menexenus die vrienden zijn, en Hippothales, wiens liefde voor Lysis onbeantwoord blijft. Dat is ook de reden dat hij zich na het eerste gesprek verbergt achter de toehoorders. Socrates stelt vier mogelijke ideeën voor over de ware aard van vriendschap:
- Vriendschap tussen gelijkaardige mensen, geïnterpreteerd door Socrates als vriendschap tussen goede mensen.
- Vriendschap tussen mannen die verschillend zijn.
- Vriendschap tussen mannen die noch goed noch slecht zijn en goede mannen.
- Langzaam groeiende vriendschap tussen tussen hen die verwant zijn (zonder familie te zijn)) door de aard van hun ziel.
Van al die opties denkt Socrates dat de enige logische mogelijkheid de vriendschap is tussen mannen die goed zijn en mannen die noch goed noch slecht zijn.
Op het einde lijkt Socrates al deze ideeën te verwerpen als verkeerd, hoewel zijn weerleggingen duidelijke sporen dragen van ironie.
Een aantal oorzaken van vriendschap en definities van "de vriend" worden beschouwd en verworpen in de dialoog. Eerst vraagt Socrates zich af of de beminde of eerder degene die bemint de vriend is, en verwerpt beide opties omdat het altijd mogelijk is dat de geliefde de minnaar haat. Vervolgens of het zo is dat de gelijkgeaarde de vriend is, en de ongelijk geaarde de vriend van een andere ongelijk geaarde. De eerste veronderstelling wijst Socrates af omdat het goed mogelijk is dat de eerste gelijkgeaarde niets nodig heeft van de tweede, en het tweede omdat het een "monsterlijk" idee is dat de goede de vriend van de slechte zou kunnen zijn.
Een derde hypothese suggereert dat de goede de vriend is van datgene dat noch goed noch slecht is, en dat dit neutrale element gemotiveerd is vriendschap te zoeken met de goede omwille van de aanwezigheid van het omringende kwaad. Dit antwoord lijkt goed, maar wordt al snel verworpen: de uiteindelijke oorzaak van vriendschap kan nooit worden gevonden in vriendschap "omwille van" iets anders, zodat het kwade nooit het motief voor vriendschap kan zijn.
De uiteindelijke thesis is eenvoudigweg dat verlangen, dat op zichzelf noch goed noch slecht is, vriendschap veroorzaakt, en verder dat verlangen ontstaat tussen twee dingen als zij "sympathiek" staan tegenover elkaar. Maar verwantschap kan niet het probleem verhinderen dat het 'gelijke' geen reden heeft om vriend van het 'gelijke' te worden zodat ook deze stelling wordt afgewezen. De groep van debaters wordt opgebroken als de jongens door hun docenten worden opgehaald, zodat geen echte conclusie wordt bereikt over de aard van de vriendschap (aporie).