Heraclitus over de natuur/De verwekkende oorlog
- Dit boek laat het begin van de kosmologie van Heraclitus aanvangen met een theogonie, dat is een beschrijving van de geboorte der goden:
(grc) « πόλεμος πάντων μὲν πατήρ ἐστι, πάντων δὲ βασιλεύς, καὶ τοὺς μὲν θεοὺς ἔδειξε τοὺς δὲ ἀνθρώπους, τοὺς μὲν δούλους ἐποίησε τοὺς δὲ ἐλευθέρους. »
|
(nl) « Oorlog is van alles de vader, maar ook van alles de koning, en die hier heeft hij goden laten zijn, maar die daar mensen, die heeft hij tot slaven gemaakt, maar deze tot vrijen. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 53.)
|
Commentaar
[bewerken]Polemos als oppergod
[bewerken]Polemos (de oorlog) wordt hier vereenzelvigd met de oppergod Zeus, die immers in de archaïsche literatuur "de vader van allen" wordt genoemd. De Efeziër kent deze functie van oppergod echter aan polemos toe, die dan ook in de kosmische staatsordening een scheppende en onderhoudende rol heeft, omdat hij alles voortbrengt en zodoende ook rangschikt. In de polis is deze rol echter toebedeeld aan de basileus, ofwel de koning. Dat Heraclitus aangeeft dat er ook in de kosmische wereldordening een alles leidende koning is, geeft aan dat hij de wereld met een ordelijk staatsbestel heeft willen vergelijken of het ermee vereenzelvigde.
De plaats van Polemos in het staatsbestel
[bewerken]Er ontstaat oorlog als meerdere staten zich tegenover elkaar plaatsen en er aldus een gevecht ontstaat. Dit wijst erop dat het hierboven aangehaalde fragment in de context van de politieke filosofie begrepen moet worden en handelt over de staat. Ruimer opgevat omvat de staatsordening ook de kosmische ordening, waarin er immers evenals in de polis die bestaat uit een gemeenschap van mensen leidende beginselen zijn, terwijl de kosmische wezenlijkheden, zoals dag en nacht, warm en koud, vochtig en droog, als het ware een oorlog uitvechten, waarbij de een na de ander beurtelings de overhand verwerft.
De waarheid van de uitspraak van de Efeziër over de oorlog als vader en koning van allen moet blijken uit de na te noemen fragmenten.
Doxografisch commentaar
[bewerken]De oorlog omsluit twee tegenpolen
[bewerken]Als HIPPOLYTUS, Refutatio omnium haeresium, IX, 9, folio 111r, (p. 281, ed. Miller, 1851) hier iets van de verloren gegane context van dit fragment mededeelt, is de oorlog volgens Heraclitus niet alleen verwekker, maar ook zelf verwekt, en omsluit dus ook de oorlog in zichzelf twee tegenpolen. Deze is dan verwekker, omdat hij alles voortbrengt, en ook zelf verwekt, omdat de bestaande dingen hem construeren, zoals plaatsvindt wanneer door de oorlog voortgebrachte mensen in conflict raken en zo oorlog tot stand brengen: ὅτι δέ ἐστιν ὁ πατὴρ πάντων τῶν γεγονότων γενητῶν, ἀγένητος κτίσις δημιουργὸς, ἐκείνου λέγοντος ἀκούωμεν• πόλεμος πάντων μὲν πατήρ ἐστι, πάντων δὲ βασιλεύς, καὶ τοὺς μὲν θεοὺς ἔδειξε τοὺς δὲ ἀνθρώπους, τοὺς μὲν δούλους ἐποίησε τοὺς δὲ ἐλευθέρους. “Maar dat de vader van alles wat geworden is zelf geworden is en niet geworden is, en de gemaakte en de maker is; hij daarginds verklaart, vernemen wij: oorlog is van alles de vader, maar ook van alles de koning, en die hier heeft hij goden laten zijn, maar die daar mensen, die heeft hij tot slaven gemaakt, maar deze tot vrijen.”
De oorlog en het goddelijke
[bewerken]Volgens een zekere lezing van PLUTARCHUS, de Iside et osiride, 48, p. 370d, was de uitspraak over de verwekkende en heersende oorlog oorspronkelijk verbonden aan de bestaande mythologische voorstellingen, waarbij de ene goddelijke entiteiten een goede en de andere een kwade werking hebben, dit wordt vervolgens verbonden aan de invloed der planeten. Heraclitus zal deze kwade goddelijke kracht niet als volstrekt negatief beschouwd hebben, maar in overeenstemming met deze mythologische leer wel als scheppend en invloedrijk: Χαλδαῖοι δὲ τῶν πλανήτων, οὓς θεοὺς γενεθλίους καλοῦσι, δύο μὲν ἀγαθουργούς, δύο δὲ κακοποιούς, μέσους δὲ τοὺς τρεῖς ἀποφαίνουσι καὶ κοινούς. τὰ δ´ Ἑλλήνων πᾶσί που δῆλα, τὴν μὲν ἀγαθὴν Διὸς Ὀλυμπίου μερίδα, τὴν δ´ ἀποτρόπαιον Ἅιδου ποιουμένων, ἐκ δ´ Ἀφροδίτης καὶ Ἄρεος Ἁρμονίαν γεγονέναι μυθολογούντων, ὧν ὁ μὲν ἀπηνὴς καὶ φιλόνεικος, ἡ δὲ μειλίχιος καὶ γενέθλιος. σκόπει δὲ τοὺς φιλοσόφους τούτοις συμφερομένους. Ἡράκλειτος μὲν γὰρ ἄντικρυς πόλεμον ὀνομάζει πατέρα καὶ βασιλέα καὶ κύριον πάντων. “Maar de Chaldeërs noemen de dwaalsterren als tot het geslacht van goden behorend, twee verrichten goed werk, maar twee doen kwaad, maar de drie middelsten maken ook het gemeenschappelijke ervan zichtbaar. Maar terwijl allen der Hellenen zagen, dat Zeus aan de bewoners van de Olympus ieder op een goede manier zijn deel had toegewezen, was Hades echter de maker van wat men tracht af te wenden. Maar uit Afrodite en Ares werd Harmonia geboren volgens de fabelleer, de ene daarvan is onvriendelijk en fel, maar de andere zacht gestemd en moederlijk. De filosofen bekijken de zaak hier echter mee in overeenstemming. Want Heraclitus noemt de tegenstrevende oorlog vader en koning en heer van alles.”
De oorlog als strijd tussen het eindige en oneindige
[bewerken]PROCLUS, Commentarius in Platonis Timaeum, 54 A (p. 124, ed. Schneider, 1847) betrekt de uitspraak op de natuurlijke kosmische ordening en geeft aan dat het samenspel van het oneindige en onafhankelijke enerzijds en het eindige en afhankelijke anderzijds een harmonie en de verwekkende oorlog uitmaakt, wat zeer goed past in de filosofie van de Efeziër: εἴτε Πλατωνικῶς πολὺ μὲν τὸ ἄπειρον θεωρεῖν ἐν τῷ παντὶ, πολὺ δὲ τὸ πέρας, ὡς ἐν Φιλήβῳ μεμαθήκαμεν, καὶ τὴν ὅλην ἀπειρίαν μετὰ τῶν τοῦ πέρατος μέτρων γένεσιν ἀπειργασμένην, διὰ πάντων τείνουσας τῶν ἐγκοσμίων, ἓν ἐξ ἁπάντων λάβοις ἂν τούτων, ὅτι πᾶσα ή τοῦ κόσμου σύστασις ἐκ τῆς ἐναντιώσεως συνήρμοσται ταύτης. καὶ εἰ ὁ γενναῖος Ἡράκλειτος εἰς ταύτην ἀπιδὼν ἔλεγε πόλεμος πατὴρ πάντων, οὐδ’ οὔτος ἀτόπως ἔλεγεν. “… of op Platoonse wijze, om veel van het oneindige en veel van het afhankelijke in de kosmische ordening in ogenschouw te nemen, zoals wij van Filebus leren, en vanwege het geheel van het oneindige samen met de begrenzingen van het afhankelijke, die een ontwikkeling tot stand brengen, welke zich door alle wereldse natuur uitbreidt, - van al deze dingen, mogen wij één ding veronderstellen, namelijk dat de gehele samenstelling van de kosmische ordening harmonisch is samengevoegd vanuit deze tegenstrijdigheid. En als de adellijke Heraclitus naar deze uitspraak uitziet: oorlog is de vader van alles, sprak hij niet op ongerijmde wijze.”
De oorlog tussen de Platoonse Ideeën
[bewerken]PROCLUS, Commentarius in Platonis Timaeum, 24 B (p. 54, ed. Schneider, 1847) verbindt de uitspraak ook aan de voorstelling van de Platoonse ideeën, waarvan Heraclitus nog niet op de hoogte was, maar die aan de dingen voorafgaan en waarvan deze afbeeldingen zijn, daarbij bestaan er ook ideeën van de tegendelen en de strijd daartussen: οί δὲ γεγονένα μὲν ταῦτα τοῦτον τὸν τρόπον οὐκ ἀπογινώσκουσι, παραλαμβάνεσθαι δὲ νῦν ὡς εἰκόνας τῶν ἐν τῷ παντὶ προουσῶν ἐναντιώσεων, πόλεμον γὰρ εἰναι τὸν πάντων πατέρα καὶ κατὰ τὸν Ἡράκλειτον. “Anderen ontkennen niet dat deze wisselwerkingen op deze manier plaatsvonden, maar denken dat deze nu als afbeeldingen van de tegengestelden die al in het heelal bestaan werden voortgebracht. Want oorlog is van alles de vader, ook volgens Heraclitus.”
De oorlog in het staatsbestel van goden en mensen
[bewerken]CHRYSIPPUS bij PHILODEMUS, Peri eusebeias, Papyrus 1428 E d, tafel 14, coll. vii N = coll. iv O, r. 24 – 31 (p. 81 ed. Gomperz, Philodem über Induktionsschlüsse, in Herkulanische studien, erstes Heft, 1865) volgt Heraclitus na en bevestigt de theorie dat de kosmische wereldordening een staatsbestel is van goden en mensen en zegt dat de oorlog aan het wezen van de oppergod toebehoort, dat dit in overeenstemming is met de mening van de Efeziër werd hierboven in dit boek verdedigd: τὸν κόσμον ἕνα τῶν φρονίμων, συνπολειτευόμενον θεοῖς καὶ ἀνθρώποις, καὶ τὸν πόλεμον καὶ τὸν Δία τὸν αὐτὸν εἶναι, καθάπερ καὶ τὸν Ἡράκλειτον λέγειν. “De kosmische ordening is één en bezit verstandelijkheid, het burgerschap daarvan is er voor goden en mensen tezamen, en de oorlog en wat Zeus toebehoort is hetzelfde, evenals ook Heraclitus verklaart.”
Oorlog versus de vreedzame
[bewerken]LUCIANUS, Quomodo historiam conscribi, 2 (p. 3, ed. Hermann, 1828) past de uitspraak τό, “Πόλεμος ἁπάντων πατήρ” toe voor zijn doel, maar noemt Heraclitus niet. De uitspraak betekent niet noodzakelijk dat deze ook van een niet vreedzame man uitgaat, wat dezelfde doet suggereren in Icaromen, 8: ἔτερος δέ τις, οὐκ εἰρηνικὸς ἀνὴρ, “πόλεμον τὸν ἁπάντων πατέρα” εἶναι ἐδόξαζε. “Maar een ander iemand, een niet vreedzame man, leerde dat “de oorlog van alles de vader” is.”