Heraclitus over de natuur/Het onjuiste handelen
In het vorige hoofdstuk zijn al voorbeelden gegeven van onjuist handelen met betrekking tot het prijzen van de goden. Heraclitus noemt echter ook nog meer vormen van het onjuiste handelen, die een goede ontwikkelingsgang in de kosmische staatsordening ondermijnen. In de eerste plaats wijst de Efeziër zijn medeburgers terecht, omdat zij als democraten van mening waren dat allen zich op gelijke wijze behoren te gedragen en daarom een bekwame man die bovengemiddeld presteerde verbannen hebben (159). Deze gelijkaardige handelswijs voor alle burgers houdt nota bene in dat zij zich met oppervlakkigheid te buiten gaan aan rijkdommen (160). Zij handelen echter niet als de verstandige mensen (161). De Efeziërs zouden zich daarom moeten beklagen over hun ongelukkige toestand, opdat zij tot inzicht komen (162). Maar zij doen dit niet, omdat zij afgescheiden zijn van de waarachtige verstandigheid (163). Anderzijds behoort de wijze er ook voorstander van te zijn dat wij onrechtvaardige daden vergelden (164), omdat anders overmoed en misdaad de polis zullen overwoekeren. Daarom is het ook nodig dat burgers zowel de wet van de polis verdedigen, alsook de polis beschermen tegen indringers (165).
Fragmenten hierover
[bewerken]159. De volwassen Efeziërs verdienen het zich allen te verhangen, zij, lieden die Hermodorus, een man die van henzelf de meest bekwame was, verdreven, zeggende: “van ons mag nooit één de beste zijn, maar zo niet, dan elders en te midden van anderen”.
160. Moge de rijkdom jullie niet in de steek laten, Efeziers, zodat jullie ongelukkigheid te schande gemaakt wordt!
161. Onverzadigbaarheid is eigen aan slechtheid.
162. Want niets van hen gaat mij ter harte, maar ik spoor alle volwassenen, zij die kopen en zij die niet kopen, aan te weeklagen.
163. Wat de op aarde levende mensen toevallig aantreffen is werkelijk verwijderd van de waarheid.
164. Pittacus, zoon van Hyrrhadius, uit Mytilene, hij die Alcaeus in zijn macht had en vrijgelaten heeft, (handelde onjuist), zeggende: “iets begrijpelijk vinden is beter dan wraakneming”.
165a. Het is nodig overmoed eerder te blussen dan een laaiend vuur.
165b. En vechten is nodig voor het volk, ten bate van de wet, ten bate van de geborenen, alsook ten bate van de wal.