Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Kinderen

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Ouders
  3. Kinderen
  4. Slaven
  5. Huisgenoten
  6. Vrijgelatenen
  7. Beschermheerschap
  8. Openbare ambten
  9. Mecenaat
  10. Werk
  11. Technologie
  12. Vermogen
  13. Rechtspraak
  14. Publieke opinie
  15. Vermaak
  16. Keuken
  17. Kleding
  18. Seksualiteit
  19. Notabel gedrag
  20. Magie
  21. Religie
  22. Filosofie
  23. Bronnen en links
Vrouw bevalt in geboortestoel, Hagenau ca. 1515

3. Kinderen

Vondelingen[bewerken]

De Romeinse vrouw baarde zittend in een speciale stoel. Het pasgeboren kind werd door de vroedvrouw meteen op de grond gelegd. Als de huisvader het kind opraapte (tollere in het Latijn), accepteerde hij het, zo niet, dan werd het te vondeling gelegd voor iemands huisdeur, voor een tempel of op de vuilnisbelt. Het te vondeling leggen van vrijgeboren kinderen en het vermoorden van slavenkinderen was volkomen legaal en normaal bij de Romeinen. Zij verbaasden zich over de gewoonte van de Germanen, Egyptenaren en Joden om al hun kinderen op te voeden. Misvormde kinderen werden verdronken. Kinderen van dochters die een misstap hadden begaan, werden gedood. Hetzelfde gebeurde met kinderen van vrouwen die door de man van overspel werden verdacht. De Grieken legden voornamelijk hun meisjes te vondeling. In de oostelijke provincies gaven de boeren hun "overtollige" kinderen weg aan buren en vrienden. Ook kwam het voor dat een moeder een kind stiekem zelf hield om het te redden, maar deze situatie was niet heel gebruikelijk.

Veel te vondeling gelegden stierven of werden door slavenhandelaren opgehaald, hoewel de moeder de kinderen vaak heimelijk aan vrienden of ondergeschikten gaf om ze te redden.

Wettige kinderen werden te vondeling gelegd:

  1. door de armen, uit armoede
  2. door de rijken, omdat men de erfenis niet wilde versnipperen
  3. door de middenklasse, omdat zij van hun karige geld de kinderen een zo goed mogelijke opvoeding wilden geven.

Anticonceptie[bewerken]

De Romeinen vonden over het algemeen drie kinderen wel genoeg. De Romeinse bevolking wies daardoor slechts langzaam. Er werd vaak anticonceptie en abortus toegepast. Meteen na de liefdesdaad wasten de vrouwen zich grondig, ze gebruikten een pessarium, zaaddodende middelen of een menstruatiekalender. Coïtus interruptus schijnt weinig gebruikelijk geweest te zijn.

Pas toen aan het einde van de tweede eeuw de Stoïcijnse en Christelijke moraal zich verspreidde, namen de Romeinen meer kinderen.

Bastaarden en vrijgelatenen[bewerken]

Bastaarden werden geboren uit een onwettige verbintenis. Zij kregen de naam van hun moeder. Meestal speelden zij geen sociale of politieke rol van enige betekenis.

Vrijgelaten slaven kregen de naam van de meester die hen had vrijgelaten. Zij werden soms rijk en machtig. Kinderen van vrijgelatenen zijn wel eens in de senaat gekomen.

De opvoeding (van de zeer rijke kinderen)[bewerken]

Meteen na de geboorte werd het kind afgestaan aan een voedster. Het onderwijs voor dit kind van een zeer rijke familie was privé. De voedster leerde het kind spreken. Zij was vaak een Griekse, zodat het kind de taal van de beschaving kon leren. Later werd er nog een opvoeder (pedagoog) aan toegevoegd. De pedagoog leerde het kind lezen en schrijven. Het kind vormde met de voedster en pedagoog een "tweede familie". Deze leefde op het platteland onder leiding van een strenge oma aan vaderszijde. Zij regelde spel en studie. De grootmoeder van moederszijde was juist heel toegeeflijk. Er was een grote afstand tussen ouders en kinderen. Vader werd met "meneer" (domine) aangesproken, moeder met "mevrouw" (domina). Het doel van de opvoeding was om het karakter sterk te maken tegen de verlokkingen van de luxe en decadente samenleving van Rome.

Adoptie[bewerken]

Rijke en machtige mannen adopteerden vaak kinderen. Het kind werd zonder enige inspraak verschoven van zijn eigen familie naar een andere. Een kind adopteren was juridisch gezien hetzelfde als een kind uit een huwelijk krijgen. Een geadopteerd kind kreeg de naam van de nieuwe vader en kon van hem erven. Het geadopteerde kind kon rijk worden en carrière maken, de adopterende man kon zijn naam laten voortbestaan of hij werd een "pater familias" hetgeen voor publieke ambten vaak een vereiste was.

De geboorte[bewerken]

Bij de geboorte moest de vader het kind oppakken en omhoog houden (tollere): zo erkende hij dat hij de wettige vader was. Werd een kind niet erkend, dan liet de man het soms gewoon doodgaan.

Kinderspel[bewerken]

De baby speelde meestal met een rammelaar. Dit had meestal de vorm van een vogel met steentjes erin. Oudere kinderen maakten poppenhuizen. Ze hingen muizen voor een karretje, ze gingen paardje rijden met een stok, … Maar ze wilden graag 'groot' zijn, daarom speelde ze dikwijls gladiator, soldaat en rechter. De meisjes kregen poppen. Dit waren geen poppen van baby’s, maar van vrouwen van huwbare leeftijd. Vlak voor hun huwelijk droegen de meisjes hun poppen op aan Venus om aan te geven dat ze een nieuw leven beginnen.

De verdere opvoeding[bewerken]

Bij een jongen was de vader de opvoeder. Hij begeleidde hem tijdens zijn opleiding en bleef hem tot aan zijn dood de baas. Sommige rijke jongens en meisjes gingen vanaf hun zevende naar school. Als ze twaalf waren, mochten alleen de jongens nog verder studeren. De meisjes daarentegen trouwde rond hun veertiende. Met wie ze trouwde koos hun vader. De vader was in die tijd trouwens in veel zaken de baas. Hij werd de 'pater familias' genoemd. (De vader van de familie) Iedereen moest naar hem luisteren. Ook de vrouw had weinig te zeggen. De vader had zelfs het recht om zijn eigen kind te verkopen als slaaf als hij dat nodig vond en in sommige gevallen het recht om zijn kinderen te doden. Op zestienjarige leeftijd trok de jongen de toga virilis aan, hetgeen betekende dat hij zich voortaan moest voorbereiden op een politiek leven. Op twintigjarige leeftijd vatte hij een tien jaar durende militaire carrière als officier aan. Maar dit kan hij enkel doen als hij uit een rijke familie kwam. Nadat hij zijn studies beëindigd had en zijn militaire dienstplicht erop zat, was de jonge Romein klaar om de staat te dienen en een politieke loopbaan aan te vatten. Ondertussen was hij wel al getrouwd met het meisje dat zijn vader voor hem uitgekozen had. De vrouwen moesten voor de kinderen zorgen en een goede echtgenote zijn. Ze gebruikten make-up en droegen een tuniek. Er waren ook maar weinig beroepen die door een vrouw uitgeoefend mochten worden. Een vrouw kon priesteres, kapster of arts worden, maar de meeste vrouwen bleven gewoon thuis.

School[bewerken]

Caracalla als kind, 198–204 n. Chr. Huis van de Vestaalse Maagden, Forum (Rome)

Vrijgelaten slaven leerden vaak enigszins lezen. Privé-onderwijs was alleen voor de heel rijken weggelegd. De kinderen van de (minder rijke) vrije Romeinen gingen vanaf hun zevende jaar 's ochtends naar school. De leraren (pedagogi) zaten rondom de marktplaats (forum) in lesruimten die niet afgeschermd waren van het forum, want dat was het middelpunt van het stadsleven. De kinderen kwamen in een groep van leeftijdsgenoten terecht met ongeveer dezelfde status. Met deze groep zouden de kinderen een hechte band opbouwen.

De kinderen leerden op school lezen, schrijven, rekenen en bezweringsformules. Maar het schrijven dat men op school leerde was zonder veel kennis van stijl en spelling. Officiele documenten liet men daarom opmaken door een openbare schrijver (notarius). Evenveel meisjes als jongens gingen naar school, veel scholen waren gemengd. De school liep tot aan het twaalfde levensjaar. Daarna scheidden zich de wegen van jongens en meisjes, en van arm en rijk.

Alleen welgestelde jongens zetten hun studie voort onder de leiding van een leraar in de letterkunde (grammaticus). Zij moesten hun geest verrijken door het bestuderen van letterkunde, klassieke auteurs, retorica.[1] en mythologie[2]

De bestudering van de letterkunde en de klassieke schrijvers zou de welgestelde jongens moreel vormen, geloofde men. De bedoeling van al dat onderricht was om een man af te leveren die op correcte wijze met zijn gelijken kon communiceren. En daar was een correct taalgebruik voor nodig. Een welgestelde moest goed in het openbaar kunnen spreken. En daar hoorde bij dat hij de juiste gebaren maakte, er op de goede manier bijstond, op de juiste manier uit zijn ogen keek en zelfs dat hij op de correcte manier adem haalde. Notabelen registreerden dit soort details feilloos. Het moest allemaal zijn zoals het hoorde.

Meisjes studeerden na hun twaalfde haast nooit verder. Dochters van gegoede families werden na hun schooljaren opgesloten in de spinnerij van het huis. Ze mochten soms wel wat aan zang, dans en muziek doen, maar hun eerbaarheid was het voornaamste. Tussen hun twaalfde en veertiende werden ze uitgehuwelijkt. Daarna hadden ze weinig andere opties meer dan het bed te delen met een (meestal oudere) man en zich op te maken. Een enkele keer mochten ze van hun echtgenoot nog wat studeren.

In Griekenland lag de situatie anders. De school speelde zich af in het gymnasium of de palaestra. Iedereen mocht daar komen. De helft van de tijd werd aan sport besteed en de andere helft aan literatuur, retorica, muziek en een beetje filosofie. De school duurde tot aan het zestiende jaar. Daarna was de jongere nog een tot twee jaar "efebe". De Romeinen moesten Grieks leren om als ontwikkeld te gelden, maar de Grieken leerden slechts zelden Latijn en bestudeerden nauwelijks de Romeinse literatuur.

Puberteit[bewerken]

De adellijke Romein verliet op zijn twaalfde de school. Rond zijn veertiende verruilde hij zijn kinderkleren voor de mannenkleren. Aanvankelijk gebeurde dat als zijn vader en opvoeder de tijd rijp achtten, in de loop van de tweede eeuw kwam er een wettelijke leeftijd waarop hij volwassen werd. Rond zijn zestiende of zeventiende kon hij kiezen voor een loopbaan als ambtenaar, militair, advocaat of staatspriester. Een adellijke jongeling had dus op zijn 16de of 17de al zijn eerste openbare functie. De school had hem daar nauwelijks op voorbereid. Hij leerde zijn ambt voornamelijk van zijn ondergeschikten en deed de eerste jaren net alsof hij degene was die de beslissingen nam.

Adolescentie[bewerken]

Pompeii, bordeel

Zo gauw de adellijke jongeling man was geworden, begon een losbandig leven. De samenleving stond daar toegeeflijk tegenover. Vijf tot tien jaar lang was hij een rokkenjager, had hij maîtresses, bezocht prostituees en mocht hen zelfs verkrachten. Jonge mannen verenigden zich in groepen (collegia juvenum) deels om te sporten, maar zij waren ook supporters van gladiatoren en wagenrenners. Deze groepen vochten onderling, sloegen burgers, vielen vrouwen lastig en braken winkels af. Na het huwelijk was het afgelopen met deze privileges.

Voor het meisje bleef de maagdelijkheid heilig. Als zij een liefdesleven had, moest dat strikt geheim blijven. Zij mocht geen minnaar hebben. Toch verdacht men haar er doorlopend van dat zij een vriend had, want, zo was de redenatie, zij zou de leiding van een man zoeken.

In de loop van de tweede eeuw verspreidde zich een nieuwe moraal. De dokters beweerden dat seks voor het huwelijk de jongeren uit zou putten (de Germanen bedreven pas op latere leeftijd seks). Het was niet zozeer zondig, maar ongezond. Het was volgens de artsen beter om gymnastiek en filosofie te doen. Masturbatie diende vermeden worden want het zou tot een voortijdige rijpheid leiden.

De macht van de vader[bewerken]

Beeld van de Pater Familias (Q. Haterius) op een tombe van Haterii

De zoon bleef onder het gezag van de vader staan, ook al was hij volwassen en getrouwd. Een vader kon strikt genomen zijn zoon ter dood veroordelen, of hij kon hem onterven.[3]

Er was een periode dat een jongen geld kon lenen om zijn pleziertjes te betalen. Maar omdat er over die leningen meestal woekerrente betaald moest worden, kwamen er wetten die geld lenen aan mannen onder de 25 verboden. De zoon moest leven van het zakgeld dat hij van zijn vader kreeg, zelfs al was hij consul. Wat de zoon erfde of verdiende, hoorde de vader toe. De zoon kon geen contract sluiten, geen slaaf vrijlaten, geen testament opmaken. Kwamen er zonen uit een tweede huwelijk van zijn vader, dan moest de zoon bang zijn om de erfenis (deels) kwijt te raken. Als de zoon senator werd of een ander ere-ambt kon krijgen, dan waren daar hoge kosten aan verbonden: hij moest bekendheid verwerven door bouwwerken op te laten richten en door brood en spelen aan het volk te geven. Dit moest door zijn vader betaald worden. Daarom kon meestal slechts één zoon carrière maken. Vaak was dat de oudste zoon.

Pas als de vader stierf werd de zoon eigen baas. Als hij kinderen kreeg of adopteerde, dan was hij huisvader. Het overlijden van de vader werd niet zelden door de zoon bespoedigd.

Ook de dochter kon erven na de dood van vader. Ze kon dan trouwen met wie ze wilde en er minnaars op na gaan houden, behalve als ze onder het gezag kwam van de strenge oom van vaderszijde. Die liet haar in dat geval dwangarbeid in de spinkamer doen.


Verder lezen[bewerken]

  • E. Eyben, De onstuimigen. Jeugd en (on)deugd in het Oude Rome (Kapellen 1987), ISBN: 90-289-0790-4
  • C. Laes - J. Strubbe, Jonge jaren, wilde haren? Jeugd in het Romeinse Rijk (Leuven 2008), ISBN: 9789058265081

Noten[bewerken]

  1. De voortgezette school leerde de notabelen tussen hun 12de en 20ste slechts zaken die hen aanzien verschaften, zoals de klassieke literatuur en de retorica. De retorica had weinig praktisch nut. Het was niet de kunst van de welsprekendheid, maar veeleer een doel op zich. Haar onderwerpen stonden vaak buiten elke werkelijkheid. Het werd (na de schooljaren) thuis uitgevoerd voor een publiek van liefhebbers
  2. Van de mythologie geloofde men geen woord maar het hoorde bij de ontwikkeling
  3. hoewel de zoon een onterving kon aanvechten: hij kon maximaal voor 3/4 onterfd worden. Deze privédoodvonnissen zijn na Augustinus zeldzaam geworden
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.