Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Ziekten
7. Ziekten
Pelgrimscentra - Heiligdommen
[bewerken]Als mensen in de vroege middeleeuwen ziek waren, baden ze tot God en de heiligen. Er waren in Gallië in de Merovingische en Karolingische tijd pelgrimscentra waar men kwam bidden om van zijn ziekten genezen te worden. Er werkten daar geneesheer-monniken die een diagnose stelden met behulp van de methode van Hippocrates.[1]
Er zijn honderden verslagen van hun behandelingen bewaard gebleven, zodat wij ons een beeld kunnen vormen van de gezondheid van de mensen in die tijd. De ziekten die de monniken behandelden, konden onderverdeeld worden in:
- 41% verlamming, lusteloosheid en kramp
- 19% blindheid
- 17% diverse kwalen
- 12,5% krankzinnigheid of bezetenheid
- 8,5% stomheid, doofheid en doofstomheid
Het veel voorkomen van verlammingen is mogelijk te verklaren vanuit het vitaminegebrek in het voedsel dat leidde tot polyneuritis, trachoom, glaucoom en rachitis (ook bij de kinderen en veel kinderen bezochten de pelgrimscentra).
Er was een hoge kindersterfte en kraamvrouwensterfte. Echtparen kwamen in de pelgimscentra smeken om vruchtbaarheid of een succesvolle bevalling. Voortplanting was dringend nodig om de maatschappij voort te laten bestaan.
Hygiëne
[bewerken]Doordat de Romeinse aquaducten buiten gebruik raakten, verslechterde de hygiëne. Men dronk hierdoor regelmatig vervuild water. Doordat veel landbouwgronden werden verlaten, werden de moerassen groter. Daardoor kwamen er veel gevallen voor van kinderverlamming, malaria en paratyphus.
Psychosomatische ziekten
[bewerken]Veel verlammingsverschijnselen werden mogelijk veroorzaakt door psychosomatische ziekten en geestesziekten.[2]
Verder waren er hysterische neurosen, schizofrenie en manische ziekten vergezeld van logorroe. Vaak was alcoholmisbruik hiervan de oorzaak.
Ook agressieve of depressieve manie die verband hield met epilepsie werd beschreven. De monniken vroegen zich af of dit tot de bezetenheid hoorde.
Bezetenen werden als ziek beschouwd. Satan belaagde hun geest en hun lichaam. De duivel kon echter door de monniken worden uitgedreven: dit exorcisme zou gepaard gaan met de afscheiding van kwalijke sappen, bloed en etter en pestachtige dampen.
Noten
[bewerken]- ↑ Gallië zou al in de zesde en zevende eeuw geteisterd zijn door de builenpest, een ziekte die echter niet genezen kon worden door deze monniken.
- ↑ Bijvoorbeeld: handen die zich dermate krampachtig sloten dat de nagels de handpalmen doorboorden