Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/Schilderkunst, brieven en kronieken
15. Schilderkunst, brieven en familiekronieken
Schilderkunst
[bewerken]Na 1300 werd de schilderkunst in Italië realistischer dan in de Middeleeuwen. Men ging perspectief gebruiken en de toeschouwer kon 'door het sleutelgat' in de huiselijke kring van de geschilderden gluren. Er werden nu diepe gevoelens getoond: tederheid, genegenheid en blijdschap. Er sprak aandacht en liefde uit, verdriet en wanhoop. Giotto (1270?-1337) was de grote meester van de vroege veertiende eeuw.[1] In de vijftiende eeuw veranderden weliswaar de stijl en de namen der grote schilders, maar het tonen van gevoelens ging door. Deze schilderijen gaven de mensen een voorbeeld van hoe ze zich gedragen moesten tegenover kleine kinderen en overledenen. De humanistische en burgerlijke literatuur (zoals die van Boccaccio) deed dat ook.
Brieven
[bewerken]In de veertiende en vijftiende eeuw kwam het steeds vaker voor dat een vriend of een familielid voor kortere of langere tijd weg was.
1) De kooplieden moesten veel reizen voor hun beroep, ze bevoeren de zeeën en trokken door het hele land.
2) Sommige mensen werden verbannen door de politici (zoals de Medici) ten gevolge van een van de vele politieke zuiveringen. De politieke macht was vaak in handen van maar een paar families en hun bewind was nogal eens dictatoriaal.
3) Of men sloeg op de vlucht voor oorlog of voor plunderende bendes van rondtrekkende soldaten.
4) Welgestelde burgers werden, naarmate de staten groter werden, steeds vaker uitgezonden als ambassadeur, magistraat of bestuurder in de provincie.
5) Men moest soms weg voor de begrafenis of het huwelijk van een familielid die in een andere stad was gaan wonen (hetgeen in die tijd steeds vaker voorkwam).
6) Boeren moesten vaak naar de stad (om de pacht te betalen of om hun oogst te verkopen) waar ze bij een familielid of een vroegere buurman gingen logeren.
Het kwam steeds vaker voor dat een echtgenoot, zoon, broer, vader of goede vriend verschillende dagmarsen ver weg woonde. Men probeerde dan om het contact te behouden door middel van boodschappers. Of men ging met zijn allen op reis naar een centraal gelegen plaats om elkaar weer eens te zien. En als dat niet lukte, dan ging men in het veertiende eeuwse Italië brieven aan elkaar schrijven.
Die brieven bestonden uit velletjes papier die veel keren waren dubbelgevouwen met het adres op de achterzijde. Het kon soms weken of zelfs maanden duren, voordat er antwoord kwam.
Al in de dertiende eeuw hadden de Italianen elkaar brieven geschreven om handelsinformatie uit te wisselen. Pachters bijvoorbeeld kregen op die manier instructies van hun grootgrondbezitters. In de veertiende eeuw kwamen daar de persoonlijke brieven bij. Bannelingen werden op de hoogte gehouden van de huiselijke aangelegenheden. Zelfs kinderen schreven elkaar brieven. Gevoelens van genegenheid werden vooral door vrouwen geuit.
Vrouwen konden minder goed schrijven dan mannen, zeker als ze laag op de maatschappelijke ladder stonden en dat verschijnsel werd in de vijftiende eeuw nog erger. Maar ook maatschappelijk laag geplaatste mannen als loonarbeiders en boeren konden vaak niet schrijven. Tussen 1369-1380 ging men meer schrijven en het voeren van een privécorrespondentie werd toen algemeen.
Men gebruikte vaak een hartelijkere toon in een brief dan in een gesprek. Men vond woorden om zijn genegenheid en bezorgdheid, troost en vreugde tot uitdrukking te brengen die men in een gesprek niet zo gauw zou gebruiken, mogelijk uit conformisme of uit schaamte. Ook werd de aangeschrevene vaak in zijn gevoelens ontzien: ziekten waarover men hem berichtte werden vaak als minder ernstig voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren: mensen waren toch al zo bezorgd om elkaars gezondheid. Het is niet bekend of er in het openbaar veel gehuild werd, maar binnenshuis huilde men erg veel, zowel mannen als vrouwen, zowel bij vreugde als bij verdriet. Samen huilen ging boven woorden, vond men, ook als men niet bij elkaar was maar slechts door een briefwisseling met elkaar was verbonden.
Vooraanstaande mensen zoals stadsbestuurders kregen zeer veel brieven. Hun rentmeester hield ze op de hoogte van hun bezittingen. Vrienden en verwanten schreven brieven over hun gezondheid, over een huwelijk of een bevalling. Ook kregen ze brieven van verre verwanten, onbekenden en cliënten. Vaak vroegen de cliënten in hun brieven aan de vooraanstaande of hij voor hen stappen wilde ondernemen bij het stadsbestuur of een beroep wilde doen op de rechterlijke macht. Vaak waren ook deze brieven op een hartelijke en vriendelijke privétoon geschreven met veel eerbied en zelfs pluimstrijkerij: de vooraanstaande werd als een vader behandeld in de hoop dat hij de cliënt zou behandelen als zijn familielid en dus zijn verzoek zou inwilligen. De vooraanstaande was het hoofd van een cliëntèle en hoofd zijn van een grote cliëntèle had politieke voordelen omdat hij daardoor veel mensen vertegenwoordigde. Nadeel was dat hij altijd hulpvaardig moest zijn om geen vijanden te maken, zeiden de Florentijnse kroniekschrijvers.
Familiekronieken
[bewerken]Vanaf de twaalfde eeuw was men geïnteresseerd geraakt in verhalen over zijn voorouders.[2] Die verhalen werden tot in de dertiende eeuw nog mondeling overgeleverd. In de veertiende en vijftiende eeuw wilde men een meer waarheidsgetrouw beeld over die voorouders verkrijgen en begon de huisvader (pater familias) de familiedocumenten (notariële akten, boekhoudingen en processtukken) te raadplegen die in zijn kisten lagen opgeborgen. Toen begon de vader ook met dingen over zichzelf in een schriftje op te schrijven voor het nageslacht en zo ontstonden de familiekronieken (ricordanze of ricordi). Hij schreef op wanneer hij geboren was, wie zijn peetouders waren, de sterfdatum van zijn ouders, wanneer en met wie hij getrouwd was, zijn beroep, zijn geestelijke en politieke inzichten en soms de ruzies waarbij hij betrokken was. De vader beschreef niet alleen het verhaal over zichzelf, maar hij schreef ook op wat er (mondeling) over zijn voorouders was overgeleverd. Meestal beperkte hij zich daarbij tot zijn rechtstreekse voorouders. Diens leven beschreef hij kort en zijn eigen leven uitvoeriger.
In de dertiende eeuw wisten veel mensen niet eens hoe oud ze precies waren.[3] In die tijd was het meestal de moeder die dit soort feiten mondeling overleverde. In de veertiende en vijftiende eeuw begonnen de huisvaders dit soort zaken in hun schriftje op te schrijven. Zo gauw men precies wist wanneer iemand geboren was, kon men verjaardagsfeesten organiseren en geboortehoroscopen trekken. En in een meerkernengezin kon nu bepaald worden wie de oudste man was, want die werd doorgaans 'pater familias'.
De kroniekschrijvers hielden hun schriftje geheim, alleen intimi mochten ze lezen. Zelfs hun vrouw mocht het meestal niet lezen. Het was bestemd voor hun kinderen (vooral de jongens) zodat die er later verder aan zouden schrijven.
Uit de familiekronieken blijkt dat men binnen de familie meestal een echte en warme interesse voor elkaar had, zonder dat iemands geslacht, beroep of uiterlijk daar invloed op hadden. Maar men was zeker geïnteresseerd in het fysieke uiterlijk van de verwanten en dit werd in de kronieken dan ook levendig beschreven evenals hun karaktereigenschappen, inclusief de karakter'fouten'.[4]
Noten
[bewerken]- ↑ In Padua maakte hij fresco's in de Cappella degli Scrovegni ofwel de Arenakapel.
- ↑ Interesse in voorouders.
- ↑ Zo is de geboortedatum van de schilder Giotto di Bondone blijkbaar niet met zekerheid vast te stellen.
- ↑ We moeten wèl bedenken dat de familiekronieken geschreven zijn door de huisvaders en dat die er misschien wel belang bij hadden om hun gezinsleven positief voor te stellen.