Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/Gezinsleven
7. Gezinsleven
Werk
[bewerken]Vooral de armsten op het platteland werkten vaak thuis. De mannen weefden en de vrouwen weefden en sponnen. Inventarisaties uit de late veertiende eeuw laten zien dat veel wolbewerkers thuis een weefgetouw en een spinnewiel (filatoio) hadden die tussen het meubilair stonden. Man en vrouw zaten de godganse dag te weven en te spinnen, vaak tot diep in de nacht. Ze hadden dus nauwelijks een gezinsleven of enige intimiteit.
De wat welvarendere gezinnen op het platteland werkten niet altijd thuis of op hun land. Van een klooster bij Siena zijn documenten uit 1400-1430 gevonden waarin staat dat de pachtersgezinnen deels op het klooster werkten. De vrouwelijke gezinsleden sponnen vlas op het klooster, weefden wol en wasten de wollen lakens in loondienst. Als de mannen niets te doen hadden op hun boerderij, werkten zij voor korte perioden als knecht op het land van het klooster. Maar als het erg druk werd op hun eigen boerderij, mochten ze naar huis terug.
Ambachtslieden op het platteland stuurden hun kinderen regelmatig naar de stad om daar een beroep te leren en uit te oefenen.
Middenstanders (ambachtslieden, winkeliers en handelaren) in de stad woonden een enkele keer boven hun werkplaats, maar meestal huurden ze een werkplaats elders in de stad.[1] Vaak werkten de vrouwen ook en de kinderen werkten vanaf hun achttiende. Man, vrouw en kinderen verlieten 's ochtends na het ontbijt het huis, gingen ieder naar hun eigen werk en zagen elkaar 's avonds weer. Op zon- en feestdagen hadden ze vrij.
Gezinsleven
[bewerken]Het gezin zag elkaar 's ochtends voor het ochtendtoilet. De kinderen werden geholpen door de ouders. De vrouw hielp haar man bij het wassen. De vrouw des huizes liet zich door haar huispersoneel (als ze dat had) helpen om zich aan te kleden, op te maken en haar voeten te wassen. De dames ontluisden elkaar.[2] Na het ontbijt ging ieder naar zijn werk.
Men ontmoette elkaar weer bij de maaltijd. Rijk of arm: alle Florentijnse huishoudens hadden een of meer tafels, rechthoekig (op schragen) of rond, die als eettafel werden gebruikt. Samen eten was belangrijk. Man en vrouw aten samen en vanaf een bepaalde leeftijd mochten de kinderen ook aan tafel komen. Knechten of meiden mochten niet aan tafel mee eten behalve soms op het platteland of in bescheiden huishoudens in de stad.
Na het avondeten had het (enigszins welgestelde) gezin in de veertiende en vijftiende eeuw de tijd voor zichzelf. Er werden huishoudelijke karweitjes gedaan, bonen doppen, pannen schuren, kleren repareren of verstellen, schoonmaken, breien en borduren. En er werd natuurlijk gepraat over het dagelijkse werk. Er werden plannen besproken zoals aan wie de dochter het beste uitgehuwelijkt kon worden. Zorgen werden besproken zoals de belastingen die betaald moesten worden, alle kinderen die gevoed moesten worden en de bruidsschat die voor de dochter opgebracht moest worden. Pachters spraken over hun grootgrondbezitter, werknemers over hun baas. Soms spraken ze over de (verloedering van) de moraal en soms over de godsdienst of de politiek. Ouderen spraken over hun kindertijd. Men besprak plaatselijke schandalen: moord, overspel of het wangedrag van de geestelijkheid. Soms kreeg er iemand een woede-uitbarsting of een huilbui, soms werd er gelachen.
De welgestelde burgers en de humanisten probeerden vaak om dit soort (in hun ogen) platvloerse gesprekken te vermijden en over verhevenere zaken te spreken op een erudiet en pedagogisch niveau.
Behalve praten werden er ook spelletjes gespeeld zoals dammen en schaken, vooral de burgers schaakten veel, later werd er ook gekaart. Dobbelen was enigszins verdacht. De kinderen speelden 'abc zonder tranen'. Als de kinderen groter waren, las hun vader ze 's avonds voor. Bijvoorbeeld uit de werken van Franciscus van Assisi of uit de bijbel.
Tijdens de zomeravonden schepten de welgesteldere mensen een luchtje voor het huis, in de tuin, of op de loggia. 's Winters verzamelde het gezin zich na het avondeten rond het haardvuur in de woonkamer (sala). De vrouw spon, de man hield zich met het vuur bezig en sprak tegen de kinderen die op krukjes naar hem zaten te luisteren.
Als er iemand ziek was of als de vrouw beviel, zat iedereen in de slaapkamer (camera). Vader, moeder en kinderen (het kerngezin) zaten liever in de intiemere en sfeervollere slaapkamer dan in de woonkamer. En er mocht ook niemand anders in de slaapkamer komen. In de burgerhuizen werd de woonkamer voornamelijk gebruikt om gasten of gezinsleden van buiten het kerngezin te ontvangen.
Privacy
[bewerken]Documenten suggereren dat er in de veertiende en vijftiende eeuw binnen het gezin steeds meer behoefte kwam aan privacy. Dat was waarschijnlijk nog nooit in de geschiedenis vertoond. Het aantal kamers in huis nam toe, vooral het aantal slaapkamers en die konden nu zelfs op slot worden gedraaid.
Als een gezin over een heel huis beschikte, was er:
- Een buitendeur met een slot. Deze gaf toegang tot de benedenverdieping die voornamelijk diende voor opslag en voorraden. Vaak was daar ook nog een slaapkamer voor de gasten.
- Via een trap kwam je op de hal van de eerste verdieping. Die hal was afgesloten door een deur met een slot. Om op die (permanent bewoonde) eerste verdieping zelf te komen, maar ook op de hogere verdieping(en), moest je eerst die deur passeren.
- De slaapkamers die daar lagen konden ook worden afgesloten.
- De opbergkisten in de slaapkamers konden ook worden afgesloten, soms met wel zes sloten. In eenvoudigere gezinnen zoals van ambachtslieden stond er vaak maar één kist met één slot.
Intimiteit
[bewerken]Na het avondeten gingen man en vrouw naar de slaapkamer (camera). Daar begon de man zijn vrouw van alles te leren waar zij eerbiedig naar luisterde. Ze waste zijn voeten en ontluisde hem (hoewel dit mogelijk alleen maar bij de boeren het geval was). En daarna mocht zij ook wat zeggen. Haar zorgen, de huiselijke spanningen, dat ze niets had om aan te trekken, dat ze verwaarloosd werd. Ze praatte over de kinderen. Daarna deden ze de deur op slot en konden ze gaan vrijen of gaan slapen. Ze hoorden eerst te bidden voor veel kinderen, liefst jongens en voor rijkdom, eer en deugdzaamheid. Het is niet bekend of iedereen trouw zijn gebeden zei. Men sliep naakt of met alleen een hemd aan. Vaak was de man dermate uitgeput van zijn werk dat hij meteen in slaap viel, maar soms kwam het tot een vrijpartij.
De moralisten maakten zich grote zorgen over de seksualiteit, maar de doktoren waren minder preuts: zij vonden dat een zwangerschap voorspoediger zou zijn en dat er mooiere kinderen zouden komen als de man zijn vrouw vóór de geslachtsdaad met zijn handen of zijn mond zou bevredigen. Sint Bernardinus keurde dit echter ten strengste af. Na de gemeenschap nam een vrouw rust als ze kinderen wilde. Dit vanwege het nog steeds bestaande middeleeuwse geloof dat beweging en zelfs een niesbui het zaad zou kunnen uitdrijven.
Uit de afkeurende geschriften van de moralisten kunnen we opmaken dat er veel standjes werden toegepast en dat sodomie (anale gemeenschap) tamelijk wijdverbreid was.
- De christelijke predikers geloofden dat sodomie veroorzaakt werd door de totale argeloosheid van de jonge vrouwen die niet begrepen zouden hebben wat hun overkwam. De meisjes uit betere kringen kregen voor hun huwelijk geen enkele seksuele voorlichting.
- Anderen wijzen op het feit dat de jongens vaak pas op hun dertigste mochten trouwden. Vaak hadden zij tot die tijd de knapenliefde bedreven, dus anale gemeenschap was hun niet vreemd.
- Een derde mogelijkheid is, dat sodomie een vorm van anticonceptie was, want vrouwen boven de 30 uit de kleine burgerij (ambachtslieden, winkeliers en handelaren) brachten nauwelijks nog kinderen ter wereld.[3]
Bij de arme boerengezinnen op het platteland, die maar één enkel vertrek hadden en meestal ook maar één enkel bed waar het hele gezin in sliep, heersten mogelijk incest en promiscuïteit.
Eigen kamers
[bewerken]Omdat de huizen van de welgestelden zoveel vertrekken hadden, kregen in de veertiende eeuw ook ongehuwde volwassenen vaak een eigen slaapkamer, soms zelfs elk gezinslid. Dus kon men een eigen leven gaan leiden in huis. Deze slaapkamers hadden, net zoals die van de heer en vrouw des huizes: een deur met een grendel, kisten met sloten, lampen, banken en krukjes, een heiligenbeeld en zelfs wel eens een stookplaats. Natuurlijk was er een bed met een matras en beddegoed. In de vijftiende eeuw was dit bij de gegoede burgerij al gemeengoed. De moralist Alberti vond het beter als man en vrouw ieder een eigen kamer hadden voor als ze ziek waren, of als het erg heet was, of als de vrouw moest bevallen. Wel moesten die kamers dan naast elkaar liggen met een deur ertussen, want als het huispersoneel zou zien dat de echtelieden elkaar (buitenom) bezochten, kon daar geroddel van komen. Alberti vond ook dat een oude man een stil en verwarmd kamertje voor zichzelf moest hebben. Maar vooral vond hij dat elk gezinshoofd van de gegoede burgerij een eigen kamer moest hebben.
Eigen kamer van de man
[bewerken]Bij die eigen slaapkamer van het gezinshoofd hoorde (in de veertiende eeuw al op ruime schaal) een studeerkamer (studio), waar hij bijvoorbeeld aan de familiekroniek kon schrijven, waar hij zijn documenten en familiepapieren en alles dat met de familietraditie[4] te maken had in de afgesloten kisten bewaarde. Verder bewaarde hij er zijn boeken. De boeken die in de inventarislijsten worden genoemd zijn onder meer: Livius, Sallustius en de nuova cronica van Villani. Boccaccio schreef over deze studii en ze werden al in inventarislijsten uit 1381 vermeld. In de vijftiende eeuw waren de studii normaal in de palazzi. 's Avonds of op zaterdagmiddag legden de huisvaders daar hun documenten of boeken op hun schrijftafel om erin te lezen.
Eigen kamer van de vrouw
[bewerken]Ook de vrouw van de aristocratie of van de grote burgerij (doktoren, notarissen, rechters, kooplieden) van Florence, Napels of Venetië had vaak een eigen slaapkamer, waar ze sliep als ze bijvoorbeeld ziek was of ging bevallen. Soms gebruikte ze daar de gastenslaapkamer op de begane grond voor. Soms maakte ze van haar slaapkamer een kluizenaarscel met een bidstoel, afbeeldingen van Maria en een kruisbeeld om er te bidden en te mediteren.[5] Hier kon ze ook het zinloze gepraat na het eten ontvluchten.
De minder vrome vrouw koesterde op haar eigen slaapkamer haar gevoelens en geheimen. Ze las en herlas haar brieven, beantwoordde ze, dacht aan haar man als hij op reis was of als hij dood was, of ze dacht aan haar minnaar en liet haar tranen de vrije loop. Uit boeken, briefwisselingen en familiekronieken blijkt dat vrouwen alleen maar binnen de privéwereld uiting konden geven aan hun gevoelens van angst, blijdschap en verdriet .
De minder sentimentele vrouw schreef er brieven aan haar man en kinderen, over de gezondheid, over huishoudelijke zaken, over de zaak van haar man, een enkele keer over haar eigen zaak die ze zelf had opgezet. Ze speculeerde soms in vlas, stoffen of handelswaar. En soms was ze bezig met grote bestuurlijke problemen, als haar man op reis was of overleden en zij zijn zaak moest voortzetten. Toen de humanisten meer invloed kregen, zou ook zij boeken en een lessenaar op haar slaapkamer zetten. Zij had dus geen studio zoals de man, haar slaapkamer was tevens haar studio.
De gewonere vrouw was in haar slaapkamer druk bezig met haar uiterlijk of met het passen van jurken en schoenen. Als ze op haar kamer ging bevallen, kwamen er andere vrouwen met lekkere hapjes of om een warm bad voor haar te maken of om een vrolijk lied te zingen. En haar brigata bracht soms ook enige vrolijkheid. Meestal was de slaapkamer van de vrouw gezelliger en vrolijker dan die van de man en soms mystieker. Er werd meer gehuild en gelachen. Er kwamen vaak kinderen, meisjes, dienstertjes en voedsters terwijl op de slaapkamer en de studio van de man meestal een serene rust heerste.
In alle andere milieus dan de welgestelden in de stad werkten de vrouwen en de mannen zich de godsganse dag een slag in de rondte zonder ooit een eigen slaapkamer te zullen bezitten.
Onderlinge verhoudingen
[bewerken]Uit de familiekronieken blijkt dat men binnen het gezin meestal een echte en warme interesse voor elkaar had, zonder dat iemands geslacht, beroep of uiterlijk daar invloed op hadden. De moralisten stelden de echtelijke liefde tussen man en vrouw boven de vriendschap. Ook de ouderliefde was zeer sterk. De liefde van een vader voor zijn zoon werd in de veertiende en vijftiende eeuw in Florence zeer hoog geacht. De liefde van een moeder voor haar zuigelingen werd hoger geacht dan die van de voedster. Toch stuurde de moeder haar kinderen zo snel mogelijk na de geboorte naar een voedster, waar ze soms jarenlang moesten blijven.[6]
In een welgesteld huis in Florence kwamen op het einde van de vijftiende eeuw veel relaties en cliënten op bezoek dus een kind dat daar opgroeide, werd al op jonge leeftijd geïntegreerd in een groot en redelijk stabiel netwerk van wederzijdse genegenheid. In uitgebreide- of meerkernen gezinnen liepen er allerlei vormen van genegenheid voor verschillende soorten verwanten door elkaar heen. Er was wederzijdse achting in allerlei soorten (fidanza, fede, stima). Hoewel er uiteraard ook ruzies waren, was het gevoel van genegenheid en liefde doorgaans toch overheersend en in elk geval duidelijker aanwezig dan tegenwoordig. Men was oprecht blij als er iemand van het geslacht een hoge post had gekregen, als er een kind in de familie geboren werd, maar men was nòg blijer als een uiteengerukt gezin tegen de verwachtingen in weer herenigd werd. En men was bezorgd voor elkaars welzijn en gezondheid, zeker als de ander afwezig was.
Noten
[bewerken]- ↑ Bijvoorbeeld op de begane grond aan de straatzijde van de palazzi.
- ↑ In Ravenna werd het in de dertiende eeuw verboden om deze activiteit in het openbaar uit te voeren.
- ↑ Ze hadden waarschijnlijk te weinig geld om veel kinderen te voeden.
- ↑ Familietradities vond men zeer belangrijk.
- ↑ Vrouw maakte van haar kamer een kloostercel.
- ↑ Kindermoord en verstoting