Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/Bevolkingsopbouw
2. Bevolkingsopbouw
Sociaal-economische indeling
[bewerken]De bevolking van Toscane tussen 1300 en 1500 kon globaal verdeeld worden in:
- Zeer welgestelden: Adel en patriciërs.
- Grote burgerij: doktoren, notarissen, rechters, kooplieden.
- Kleine burgerij of middenstand (Populi medio): ambachtslieden, winkeliers en handelaren.
- Gewone volk in de stad: handwerkslieden, arbeiders, ambtenaren, dienaren.
- Pachters op het platteland.
- Keuterboertjes en loonarbeiders op het platteland.
Gezinsgrootte
[bewerken]Uit belastingaangiften blijkt dat tussen 1350 en 1500 de gemiddelde grootte van een welgestelde huishouding iets boven de 4 personen lag.
Het lijkt dus op het eerste gezicht alsof de huishouding van de Toscaanse welgestelden een kerngezin was van man, vrouw en twee kinderen. Het is echter waarschijnlijker dat de welgestelden oorspronkelijk in grote gezinnen bij elkaar woonden[1], totdat de pestepidemieën van na 1348 zoveel slachtoffers hadden gemaakt dat daardoor de huishoudens klein waren geworden.
De wens om in grote huishoudens bij elkaar te leven bestond nog wel degelijk. In de Toscaanse steden, waar rond 1427 het gezin uit gemiddeld 4,42 personen bestond, waren er veel verschillende soorten huishoudens:
- Het kerngezin: 55%.
- Alleenstaanden: weduwen, weduwnaren en vrijgezellen: 13,5%.
- Echtparen met of zonder kinderen.
- Uitgebreide gezinnen.
- Meerkernengezinnen: 12%.
Uitgebreide gezinnen
[bewerken]Uitgebreide gezinnen hadden ook nog grootvaders en -moeders, kleinkinderen, broers en zussen, ooms en tantes, neven en nichten opgenomen. Deze uitgebreide gezinnen kwamen op het platteland veel voor, maar rijke boeren woonden (gemiddeld) met meer mensen in een huis dan arme boeren.
- Op het platteland van Toscane bestond 20% van de rijke boerenhuishoudens uit een uitgebreide gezin. Bij de allerrijkste boerenhuishoudens was dit zelfs 50%.
- Rond Bologna in 1392: 22%.
- In de vlakte in 1451: 36%.
- Rondom Lucca in 1412: 18%.
- In de Polesina[2] van de provincie Ferrara in 1481: 30%.
Meerkernengezinnen
[bewerken]Meerkernengezinnen bestonden uit meerdere gezinnen die aan elkaar verwant waren. Bijvoorbeeld: een broer van de huisvader woonde ook in het huis met zijn vrouw en kinderen. In de steden kwamen meerkernengezinnen vaker voor dan op het platteland. Veel meer rijke dan arme stedelingen leefden in meerkernengezinnen.
Deze omvangrijke gezinnen waren hartelijk en open. Maar het was een patriarchaal gezin. De afstammelingen van de mannelijke lijn werden belangrijker geacht dan de afstammelingen van de vrouwelijke lijn. Maar als afstammelingen van de vrouwelijke lijn eenmaal een plaats hadden gekregen in het huishouden, werden ze gastvrij en vol genegenheid behandeld.
Vergrijzing
[bewerken]Vóór de pestepidemieën zou het (volgens de weinige gevens die we hebben) in de huizen gekrioeld hebben van de kinderen. Uit de periode van eind veertiende eeuw en de hele vijftiende eeuw zijn er meer cijfers bekend en daaruit blijkt een gestage daling van het percentage kinderen. De pestepidemieën na 1348 hebben waarschijnlijk vooral veel doden onder de kinderen geëist.
- In sommige plattelandsgebieden was in 1372 het percentage jongeren onder de 15: 49%.
- In sommige steden was dat in 1392 nog 43%.
- In 1427 was dat gedaald tot 37% en dat bleef 40 jaar lang zo'n beetje het percentage jongeren onder de 15 voor heel Toscane, zowel in de stad als op het platteland.
Op het platteland van Toscana was het percentage ouderen boven de 65 tussen de 9% en de 10%. De bevolking was dus vergrijsd. Na 1430 nam het percentage ouderen weer af. Een verklaring voor dit feit is er (nog) niet.
Mannenoverschot
[bewerken]Vrijwel overal in Toscane was er tussen 1350-1500 een duidelijk mannenoverschot, vooral op het platteland en bij de welgestelden in de steden. Bij de armsten op het platteland was het (vooral tijdens de pestepidemieën) een gewoonte geworden om kinderen die men niet kon voeden te doden of te vondeling te leggen. Vooral meisjes was dit lot beschoren, waarschijnlijk omdat men hen economisch minder nuttig achtte.
Volkstelling Florence 1427
[bewerken]Volgens een Florentijns kadaster uit 1427 dat 59.770 haardsteden telde met in totaal 246.210 personen, leefden er dus gemiddeld 4,2 personen per haardstede. In de steden was dat gemiddeld 3,91 en op het platteland 4,74 personen per haardstede.
Bevolkingsopbouw van Florence in 1427 | ||
---|---|---|
Hoofdgroep | Groep | % |
Alleenstaanden | 1. Weduwen | 6,66 |
2. Weduwnaren | 0,1 | |
3. Vrijgezellen | 0,84 | |
4. Overigen | 6,01 | |
Huishoudens zonder kerngezin | 5. Samenwonende broers | 1,6 |
6. Niet rechtstreeks aan elkaar verwant | 0,69 | |
Huishoudens met een kerngezin | 7. Echtparen zonder kinderen | 10,26 |
8. Echtparen met kind(eren) | 36,35 | |
9. Weduwnaren met kind(eren) | 1,83 | |
10. Weduwen met kind(eren) | 6,36 | |
Huishoudens met een uitgebreide familie | 11. Met de vorige generatie Ouders, grootouders, ooms en tantes |
10,64 |
12. Met de volgende generatie Kleinkinderen, neven en nichten |
9,44 | |
13. Laterale familieleden Broers, zussen, zonen van ooms of tantes |
1,2 | |
Huishoudens met een meerkernengezin | 14. Verticaal: met de vorige of de volgende generatie Met 2 kernen |
11,28 |
15. Verticaal: met de vorige of de volgende generatie Met 3 of meer kernen |
2,11 | |
16. Horizontaal: met broers Met 2 kernen |
3,55 | |
16. Horizontaal: met broers Met 3 of meer kernen |
1,69 |
Het aantal personen per haardstede liep uiteen van 1 tot 12. Een record werd in 1427 in Toscane gevestigd in een haardstede waar 10 kerngezinnen met in totaal 47 mensen woonden.
Noten
[bewerken]- ↑ Boerengezinnen in San Gimignano bestonden rond 1290 gemiddeld uit 6 mensen en rond 1428 uit meer dan 7.
- ↑ Polesina