Trotski voor beginners/En hoe ziet Trotski de onteigening nationalisatie
Het overgangsprogramma bevat veel argumenten voor het nut van nationalisatie. Dit houdt in dat al het kapitaal – bedrijven, industrie, winkels e.d. – in het bezit komt van de staat, anders gezegd: het wordt gemeenschappelijk bezit. Ook ‘afzonderlijke kapitaalsgroepen’ zoals rijke families, worden onteigend.
Trotski houdt de volgende punten aan bij de onteigening:
- Afwijzing van de schadeloosstelling.
- Waarschuwing voor de massa’s voor "de charlatans van het volksfront, die in woorden nationalisatie voorstellen, maar in werkelijkheid agenten van het kapitaal blijven."
- Oproep tot de massa’s zich allen op hun revolutionaire kracht te verlaten.
- Verbinding van "het probleem van de onteigening met de vraag van de macht van arbeiders en boeren.
Op deze manier zou de onteigening goed verlopen; het proletariaat en de boeren hadden er veel baat bij, en doordat de oude bourgeoisie hun bezittingen grotendeels verloor, behoorden zij daarna in feite ook tot de arbeidersklasse. Ook de banken moesten in het bezit komen van de staat. “Ze verwezenlijken wonderen van techniek, reusachtige ondernemingen, machtige trusts, maar ze veroorzaken ook de hoge prijzen, crisis en werkloosheid.”Volgens Trotski zitten er dus zoveel nadelen aan onafhankelijke banken, dat staatscontrole nodig is. "Om een uniform, volgens een oordeelkundig plan opgebouwd en in het belang van het hele volk werkend investerings- en kredietsysteem te scheppen, moeten alle banken tot één enkel nationaal instituut verenigd worden."Een staatsbank, gevormd uit alle reeds bestaande banken, was het doel van Trotski.