Dativus; I-conjugatie; de vervoeging van ire; O-declinatie: woorden op -er
[bewerken]
Deze les introduceert de dativus en de I-conjugatie alsmede het onregelmatige werkwoord ire. Verder kijken we nog naar bijzondere woorden uit de O-declinatie en maken we kennis met de bijvoeglijke naamwoorden van de eerste groep.
1. |
Quis custodit custodes? |
Wie bewaakt de bewakers?.
|
2. |
Cleopatra Caesari donum dat. |
Cleopatra geeft Caesar een geschenk.
|
3. |
Agricola agrum arat. |
De boer ploegt de akker.
|
4. |
Pueri puellaeque ludunt. |
De jongens en de meisjes spelen.
|
5. |
Romeo osculum Juliae dat. |
Romeo geeft Julia een kus.
|
6. |
Dominus servo fido libertatem donat. |
De meester schenkt de trouwe slaaf de vrijheid.
|
7. |
Flumen transeo. |
Ik steek de rivier over.
|
8. |
Mens sana in corpore sano. |
Een gezonde geest in een gezond lichaam.
|
9. |
Gladiatores angorem infantibus iniciunt. |
De gladiatoren jagen de kinderen angst aan.
|
10. |
Amico obviam sum. |
Ik ontmoet een vriend.
|
De dativus is in eerste instantie de naamval voor het meewerkend voorwerp:
Cleopatra Caesari donum dat. |
= Cleopatra geeft een geschenk aan Caesar.
|
Rosam puellae do. |
= Ik geef een roos aan het meisje.
|
In iets bredere zin is het de naamval voor partijen die indirect betrokken zijn bij de handeling van de zin (dus ook meewerkend voorwerp):
Gladiatores angorem infantibus inicunt. |
= De gladiatoren jagen de kinderen angst aan.
|
Amico obviam sum. |
= Ik ontmoet een vriend.
|
Uit het tweede voorbeeld blijkt wel hoe ruim het begrip "indirect betrokken" kan zijn. In het Nederlands is een vriend het lijdend voorwerp, een accusativus dus. De Latijnse zinswending schrijft een dativus voor. Als je het letterlijk vertaalt zit er wel een logica in: amico obviam esse = aan de vriend (amico) tegemoetkomend (obviam) zijn (esse). Het moge duidelijk zijn, een goed woordenboek is onontbeerlijk.
Hier zijn de vormen van de dativus van de A- en O-declinatie, samen met de vormen van de reeds bekende naamvallen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
rosa
|
rosae
|
rosae
|
rosam
|
rosa
|
|
rosae
|
rosarum
|
rosis
|
rosas
|
rosis
|
|
servus
|
servi
|
servo
|
servum
|
servo
|
|
servi
|
servorum
|
servis
|
servos
|
servis
|
|
templum
|
templi
|
templo
|
templum
|
templo
|
|
templa
|
templorum
|
templis
|
templa
|
templis
|
|
En de vormen van de dativus van de consonant-declinatie, samen met de vormen van de reeds bekende naamvallen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
rex
|
regis
|
regi
|
regem
|
rege
|
|
reges
|
regum
|
regibus
|
reges
|
regibus
|
|
tempus
|
temporis
|
tempori
|
tempus
|
tempore
|
|
tempora
|
temporum
|
temporibus
|
tempora
|
temporibus
|
|
De O-declinatie bevat een aantal mannelijke woorden die niet op -us maar op -er eindigen. We zagen reeds faber (handwerker; gen. fabri) en magister (leraar; gen. magistri).
Eerst maar eens de verbuiging van puer (jongetje) en ager (akker) :
|
|
|
|
|
|
|
|
|
puer
|
pueri
|
puero
|
puerum
|
puero
|
|
pueri
|
puerorum
|
pueris
|
pueros
|
pueris
|
|
ager
|
agri
|
agro
|
agrum
|
agro
|
|
agri
|
agrorum
|
agris
|
agros
|
agris
|
|
Ergens in een tijd voordat het Latijn geschreven werd moeten woorden uit de O-declinatie die eindigden op -rus de uitgang -us in de nominativus enkelvoud verloren hebben:
puerus → puer
|
agrus → agr → ager
|
Daarbij onstond in het geval van woorden als ager en magister een moeilijk uitspreekbare combinatie: agr en magistr. Daarom werd er een bindvocaal -e- tussengeschoven om het geheel weer uitspreekbaar te maken.
Om de beide gevallen in woordenlijsten te onderscheiden worden de laatste letters van de stam in de genitivus vorm meegegeven:
puer, -eri (m) |
jongen
|
ager, -gri (m) |
akker
|
De I-conjugatie bestaat uit werkwoorden waarvan de stam eindigt op een i. We zagen reeds audit, audiunt en ferit als vertegenwoordigers van vormen uit deze conjugatie.
De vormen van de I-conjugatie:
|
|
|
1. s.
|
2. s.
|
3. s.
|
1. p.
|
2. p.
|
3. p.
|
|
audio
|
audis
|
audit
|
audimus
|
auditis
|
audiunt
|
|
ik hoor
|
jij hoort
|
hij/zij/het hoort
|
wij horen
|
jullie horen
|
zij horen
|
|
De enige bijzonderheid van de I-conjugatie is de bindvocaal -u- in de derde persoon meervoud, de uitgangen zijn verder dezelfde als in de andere conjugaties.
Het onregelmatige werkwoord ire
[bewerken]
Het werkwoord ire (gaan) is weliswaar een werkwoord uit de I-conjugatie, maar het heeft een paar onregelmatige vormen:
|
|
|
1. s.
|
2. s.
|
3. s.
|
1. p.
|
2. p.
|
3. p.
|
|
|
ik ga
|
jij gaat
|
hij/zij/het gaat
|
wij gaan
|
jullie gaan
|
zij gaan
|
|
De onregelmatigheden zijn niet de uitgangen, maar de verandering van de stam in de eerste persoon enkelvoud en de derde persoon meervoud: de stam i- verandert in e-.
Net als ire worden ook de composita van ire verbogen, bijvoorbeeld:
transire |
= oversteken
|
exire |
= naar buiten gaan, verlaten; eindigen
|
abire |
= weggaan
|
adire |
= gaan naar
|
De onregelmatige werkwoorden velle, nolle, malle
[bewerken]
De werkwoorden velle(willen), nolle(niet willen), malle(liever willen) zijn zeer onregelmatig.
|
|
|
1. s.
|
2. s.
|
3. s.
|
1. p.
|
2. p.
|
3. p.
|
|
volo
|
vis
|
vult
|
volumus
|
vultis
|
volunt
|
|
ik wil
|
jij wilt
|
hij/zij/het wil
|
wij willen
|
jullie willen
|
zij willen
|
|
|
|
|
1. s.
|
2. s.
|
3. s.
|
1. p.
|
2. p.
|
3. p.
|
|
nolo
|
non vis
|
non vult
|
nolumus
|
non vultis
|
nolunt
|
|
ik wil niet
|
jij wilt niet
|
hij/zij/het wil niet
|
wij willen niet
|
jullie willen niet
|
zij willen niet
|
|
|
|
|
1. s.
|
2. s.
|
3. s.
|
1. p.
|
2. p.
|
3. p.
|
|
malo
|
mavis
|
mavult
|
malumus
|
mavultis
|
malunt
|
|
ik wil liever
|
jij wilt liever
|
hij/zij/het wil liever
|
wij willen liever
|
jullie willen liever
|
zij willen liever
|
|
Bijvoeglijke naamwoorden: adiectiva
[bewerken]
De bijvoeglijke naamwoorden (adiectiva; uitgesproken als adjectiva) worden verdeeld in twee groepen:
- groep 1: adiectiva die vervoegd worden als woorden uit de A- en O-decinatie
- groep 2: adiectiva die vervoegd worden als woorden uit de consonant-declinatie
In deze les beschouwen we alleen groep 1.
Kijk eerst eens naar de vormen van de adiectiva van groep 1:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bonus
|
boni
|
bono
|
bonum
|
bono
|
|
boni
|
bonorum
|
bonis
|
bonos
|
bonis
|
|
bona
|
bonae
|
bonae
|
bonam
|
bona
|
|
bonae
|
bonarum
|
bonis
|
bonas
|
bonis
|
|
bonum
|
boni
|
bono
|
bonum
|
bono
|
|
bona
|
bonorum
|
bonis
|
bona
|
bonis
|
|
De vervoeging is vrij eenvoudig: voor de mannelijke vormen is de vervoeging gelijk aan die van servus, voor de vrouwelijke gelijk aan die van rosa en voor de onzijdige zijn de vormen gelijk aan die van templum. Er hoeven dus geen nieuwe vormen uit het hoofd geleerd te worden.
Maar leer nu de volgende regel heel goed uit het hoofd:
- Een bijvoeglijk naamwoord richt zich in naamval, geslacht en getal naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Dit verschijnsel wordt congruentie genoemd en wat dit betekent maken we duidelijk aan de hand van een paar voorbeelden:
Dominus magnus filiae parvae dona pretiosa dat. |
= De grote meester geeft zijn kleine dochter kostbare geschenken.
|
In deze zin staat dominus, een mannelijk woord, in de nominativus enkelvoud. Het bijvoeglijk naamwoord magnus (stam magn-) hoort bij dominus en volgens de regel moet het zich dan richten naar naamval, getal en geslacht van dominus, d.w.z. magn- moet de uitgang van de nominativus enkelvoud van het mannelijk krijgen. Kijken we in het schema hierboven dan zien we dat dat -us is: magn + us → magnus.
Hetzelfde geldt voor filiae parvae. Het vrouwelijke filiae is (in dit geval) een dativus enkelvoud en dus moet ook het bijbehorende parvus (stam parv-) de uitgang van de dativus enkelvoud van het vrouwelijk krijgen. Kijken we weer in het schema hierboven dan zien we dat de uitgang -ae is. Dus parv + ae → parvae.
En als laatste nog dona pretiosa. Het onzijdige dona is (in dit geval) een accusativus meervoud en dus moet ook het bijbehorende pretiosus (stam pretios-) de uitgang van de accusativus meervoud van het onzijdig krijgen. Het schema geeft ons hiervoor weer de uitgang, namelijk -a: pretios + a → pretiosa.
Een tweede voorbeeld, dat we nog veel preciezer ontleden, namelijk op een manier zoals we iedere Latijnse zin moeten aanpakken: benoem de vormen van ieder woord en elimineer de onwaarschijnlijke benoemingen; uit de overgebleven vormen moeten dan functie en betekenis van ieder woord in de zin afgeleid worden om zodoende tot een vertaling te komen. Neem pen en papier om het voor jezelf schematisch op te schrijven:
Mens sana in corpore sano.
|
mens (geest) is een vrouwelijk woord uit de consonant-declinatie en staat hier in de nominativus enkelvoud. sana is afgeleid van sanus (gezond), een adjectief uit groep 1. sana kan dus nominativus of ablativus enkelvoud vrouwelijk zijn, of nominativus of accusativus meervoud onzijdig. Als we de zin even doorlopen zien we dat er geen nominativus of accusativus meervoud onzijdig in de zin staat en ook geen ablativus vrouwelijk enkelvoud, sana moet dus nominativus enkelvoud vrouwelijk zijn en bij mens horen. Vandaar het eerste stuk van de vertaling: een gezonde geest.
in is een voorzetsel dat een accusativus of ablativus regeert. Bekijken we het volgende woord, corpore dan zien we dat we met een ablativus van doen hebben, en wel een ablativus enkelvoud onzijdig van corpus. We hebben dus te maken met in + abl., een plaatsbepaling dus: in een lichaam.
Gaan we verder met het laatste woord: sano, wat een dativus of ablativus enkelvoud van het mannelijk of onzijdig kan zijn. Het enige woord waar het daarom nog bij kan horen is corpore, er zijn namelijk geen mannelijke woorden of een onzijdige dativus enkelvoud. Dus in corpore sano moet vertaald worden met in een gezond lichaam.
Dus:
Mens sana in corpore sano. |
= Een gezonde geest in een gezond lichaam.
|
Pas op voor de volgende veelgemaakte fout:
Summos montum magnum video.
|
Wat de schrijver bedoelde te zeggen is: ik zie de toppen van grote bergen. Dus magnus moet zich richten in naamval, geslacht en getal naar montum. Welnu, montum is een verbuiging van mons, een mannelijk woord uit de consonant-declinatie en het is een genitivus meervoud. Dus ook magnus moet verbogen worden naar een mannelijke genitivus meervoud. En dat is magnorum en niet magnum!
Dus de correcte vorm van de Latijnse zin is:
Summos montum magnorum video.
|
Onthoud daarom goed: een bijvoeglijk naamwoord richt zich in naamval, geslacht en getal naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. En niet naar de vorm van de uitgang!
- adiectivum
- bijvoeglijk naamwoord (meervoud adiectiva).
- congruentie
- het verschijnsel dat een adiectivum zich in geslacht, naamval en getal naar het woord richt waar het bij hoort.
adversarius, -i (m) |
tegenstander
|
ager, -gri (m) |
akker, veld
|
altus, -a, -um |
hoog
|
angor, angoris (m) |
angst
|
aratrum, -i (n) |
ploeg
|
bonus, -a -um |
goed
|
Cleopatra, -ae (f) |
Cleopatra, heerseres over Egypte
|
coniunctim |
samen, gezamenlijk
|
corpus, corporis (n) |
lichaam
|
curia, -ae (f) |
curia, senaatsgebouw
|
custodire (I) |
bewaken
|
dare (A) |
geven, schenken
|
de (+abl) |
over
|
donare (A) |
geven, schenken, begiftigen
|
donum, -i (n) |
geschenk
|
ebrius, -a, -um |
dronken
|
fidus, -a, -um |
trouw, eerlijk
|
flumen, fluminis (n) |
rivier
|
gemma, -ae (f) |
juweel
|
inicere (C) |
ergens in gooien; angorem A[dat] inicere : A angst aanjagen
|
laetus, -a, -um |
vrolijk
|
libertas, libertatis (f) |
vrijheid
|
longus, -a, -um |
lang
|
magnus, -a, -um |
groot
|
mens, mentis (f) |
geest
|
narrare (A) |
vertellen
|
obviam |
tegemoetkomend; A[dat] obviam esse : A ontmoeten, A tegemoet komen
|
osculum, -i (n) |
kus, zoen
|
parvus, -a, -um |
klein
|
pretiosus, -a, -um |
kostbaar
|
prope (+acc) |
in de buurt van, bij
|
puer, -eri (m) |
jongen
|
quis? |
wie?
|
risum |
gelach (een accusativus van een woord uit de U-declinatie)
|
Romanus, -i (m) |
Romein
|
sanus, -a, -um |
gezond
|
senator, senatoris (m) |
senator
|
summus, -i (m) |
top (van een berg)
|
- Vertaal naar het Nederlands:
- In taberna parva vinum bonum bibo.
- Gladiator adversarium cum gladio longo interficit.
- Elephanti Hannibalis angorem Romanis inicunt.
- Agricola agrum cum aratro arat.
- Pueri puellaeque in via longa currunt.
- Caesar et senatores ad curiam adeunt.
- Na het bezoek aan het amfitheater:
- Quintus Marcusque amphitheatro magno exeunt et ad forum ambulant. Prope forum Flavio amico obviam sunt. Flavius milis legionis Caesaris est. In taberna parva coniunctim intrant et vinum bibunt. Flavius Quinto Marcoque de bello narrat.
- Benoem de vormen (soms is er meer dan 1 mogelijkheid, benoem ze allemaal):
- audis
- fida
- agrorum
- donamus
- magno
- libertatum
- mente
- equo
- origini
- exeo
- feritis
- gladiatoribus
- Vul de correcte vorm van het bijvoegelijke naamwoord in en vertaal de zin:
- Quintus Lydiae gemmas pretios... dat.
- Montes alt... video.
- Infantes parv... vicorum in via ludunt.
- Milites ebri... cum nautis pugnant.
- Risum puellarum laet... audio.