Sociale geschiedenis in de literatuur 1500-1795/Middeleeuwen
1. Middeleeuwen
Geen privé-leven
[bewerken]In de Middeleeuwen leefden veel mensen in een parentele (grootfamilie). Iedereen was ingebed in een netwerk van familie en geestelijke verwantschappen. Een mens had nauwelijks een privéleven, hij kon niets in zijn eentje doen, "alleen zijn" werd als iets gevaarlijks gezien.[1]
Gemeenschapsliteratuur
[bewerken]Zie ook: Sociale geschiedenis in de literatuur
Zie ook: Literatuur in de late Middeleeuwen
De middeleeuwse literatuur verwees naar:
- Het feodalisme dat enerzijds het christendom verdedigde en anderzijds voortdurend onderling in oorlog was.
- De hoofse liefde.
De gemeenschap (de universiteit, een klooster, een broederschap of een stad) gaf een schrijver een opdracht, betaalde hem daarvoor en wenste in ruil daarvoor in het geschrevene opgehemeld te worden. De persoon van de schrijver deed er niet toe, het grootste deel van de middeleeuwse literatuur was anoniem. De heldendichten, humoristische verhalen en toneelstukken die zo ontstonden, waren bedoeld om in het openbaar voorgedragen te worden. Noch het schrijven, noch het lezen of voordragen van literatuur waren een persoonlijke daad.
Van François Villon is wel gezegd dat hij het "ik" in de literatuur invoerde, maar in feite beklaagde hij alleen maar de eenlingen die buiten de gemeenschap van gelovigen waren komen te staan.[2]
Theater
[bewerken]In de Middeleeuwen kende men mysteriespelen en komedies.
Noten
[bewerken]- ↑ 'Alleen zijn' was gevaarlijk.
- ↑ Maar het "ik" dat de troubadours in hun liederen gebruikten was niet het "ik" van een uniek individu, want de mens kon en mocht nog niet buiten de gemeenschap staan. Dit "ik" was feitelijk de stem van de gemeenschap en dat zou de gehele Middeleeuwen zo blijven in de literatuur.