Renaissance/Italiaanse en noordelijke renaissance
De culturele beweging van de renaissance begon in Italië in de 15e eeuw, met belangrijke voorlopers tijdens de zogenaamde protorenaissance in de periode 1200-1400. Al naargelang de nationaliteit van de kunst- en cultuurhistoricus verschilt de begin- en eindgrens van wat nog als renaissance beschouwd wordt. Zo spreekt men in Angelsaksische landen bijvoorbeeld ook van de Engelse renaissance die tot in de 17e eeuw doorloopt. Omdat de noordelijke renaissance pas omstreeks 1500 goed op gang kwam, valt het hoogtepunt daar ook later.
Zie verder het wikiboek Italiaanse renaissance.
De renaissance zoals die zich in Noord-Europa voordeed, wordt de "noordelijke renaissance". genoemd. Er was overigens sprake van wederzijdse beïnvloeding: terwijl renaissance-opvattingen zich ten noorden van Italië verspreidden, had bijvoorbeeld de Franco-Vlaamse School een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de polyfone vocale muziek in Italië. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming zijn Guillaume Dufay (1400-1474), Josquin des Pres (1440-1521) en Roland de Lassus (1532-1594). In Italië culmineerde deze stroming in de muziek van de componist Giovanni Pierluigi da Palestrina. Aan het einde van de 16e eeuw werd Italië opnieuw een centrum van muzikale vernieuwing, met de ontwikkeling van de polychorale stijl van de Venetiaanse School, die zich rond 1600 in het noorden verspreidde in Duitsland.
De schilderijen van de Italiaanse renaissance verschilden van die van de noordelijke renaissance. Kunstenaars uit de Italiaanse renaissance waren onder de eersten om seculiere scènes te schilderen; zij doorbraken de zuiver religieuze kunst van middeleeuwse schilders. De eerste noordelijke renaissancekunstenaars bleven gericht op religieuze onderwerpen, zoals de religieuze opstand die Albrecht Dürer uitbeeldde. Later zouden de werken van Pieter Bruegel kunstenaars beïnvloeden om ook taferelen uit het dagelijkse leven te schilderen in plaats van religieuze of klassieke onderwerpen te behandelen. Het was ook tijdens de noordelijke renaissance dat de Vlaamse gebroeders Hubert en Jan van Eyck de olieverftechniek perfectioneerden.
Een kenmerk van de noordelijke renaissance was het gebruik van de volkstaal in plaats van Latijn of Grieks, waardoor een grotere vrijheid van expressie ontstond. Deze ontwikkeling begon in Italië, waarbij met name Dante Alighieri veel invloed had op de ontwikkeling van volkstalen. De verspreiding van de door Duitsers geïntroduceerde druktechniek met losse zetletters gaf een enorme impuls aan de verspreiding van ideeën van de renaissance in Noord-Europa en elders, waarbij Venetië een wereldcentrum van de boekdrukkunst werd.