Naar inhoud springen

Engelse literatuur/John Galsworthy

Uit Wikibooks
John Galsworthy

John Galsworthy (Kingston Hill, Surrey, 14 augustus 1867 - Grove Lodge, Hamstead, 31 januari 1933) was een Engels romancier en toneelschrijver. Bekende werken van hem zijn The Forsyte Saga (1906-1921) en de sequels A Modern Comedy en End of the Chapter. Hij werd in 1932 bekroond met de Nobelprijs voor de Literatuur.

Galsworthy werd opgeleid in Harrow en New College te Oxford. Vanaf 1890 kon hij als advocaat aan de slag, maar hij verkoos zich voortaan te wijden aan de literatuur. Zijn vroegste roman, Jocelyn, verscheen in 1898, maar pas met The Island Pharisees (1904) en The Man of Property (1906) kwam hij echt in de belangstelling. Dat laatste boek was meteen de start van een nieuwe reeks, bekend als The Forsyte Saga, waarvoor Galsworthy nu voornamelijk herinnerd wordt. Nadien volgden The Country House (1907), Fraternity (1908); The Patrician (1910); The Dark Flower (1913); The Freelands (1915); Saint's Progress (1919); In Chancery (1920); To Let (1921). Daarnaast schreef hij ook essays en korte verhalen. Ondertussen verwierf hij ook een aanzienlijke reputatie als schrijver van realistisch drama met een sterk emotionele lading door toneelstukken als The Silver Box (1906), Joy (1907), Strife (1909) en Justice (1910). Tot zijn latere stukken behoren onder meer The Pigeon (1912), The Eldest Son (1912); The Fugitive (1913) en The Skin Game (1920).

De laatste zeven jaar van zijn leven woonde John Galsworthy in Bury in West Sussex. Hij stierf aan een hersentumor in zijn Londens huis in Grove Lodge, Hampstead. Na zijn dood zorgde de succesvolle adaptatie uit 1967 van The Forsyte Saga ervoor dat zijn werk opnieuw in de belangstelling kwam. In de serie zit de reeds eerder genoemde roman The Man of Property (1906), gevolgd door Indian Summer of a Forsyte (1918, met 5 verhalen), In Chancery (1920), Awakening (1920), en To Let (1921).

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.