Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Noord-Franse kastelen en donjons
6. Noord-Franse kastelen en donjons
Kastelen van de 'grote adel' (vorsten en graven)
[bewerken]In de elfde eeuw was er sprake van een sterke bevolkingsgroei. Er waren steeds meer plaatselijke feodale oorlogen. Overal in Frankrijk werden er vestingen gebouwd door graven en ridders, vooral aan de grenzen van de graafschappen. Alleen de vorsten en de vooraanstaande graven bouwden grote kastelen van steen (circa 30x30 meter en twee verdiepingen hoog). De kastelen van de lagere adel waren tot in de twaalfde eeuw meestal van hout en daar is vrijwel niets meer van over.[1]
Horizontale indeling van de castrums
[bewerken]In de vroege middeleeuwen (500-1000) maakte een castrum nog deel uit van een dorp. Om het kasteel en het dorp samen stond een sterke buitenmuur terwijl tussen kasteel en dorp vaak nog een binnenmuur stond. In de elfde- en twaalfde-eeuwse teksten werd het castrum voorgesteld als een proto-urbane kern die omstreeks 1200 zou uitgroeien tot een echte stad. In die stad lag dan het kasteel, vaak binnen een stelsel van concentrische muren.
Het elfde- en twaalfde-eeuwse kasteel lag op een terrein van 1-5 hectaren met een ovale of veelhoekige vorm, begrensd door aarden wallen en grachten. Op dat terrein stonden hier en daar lage gebouwen. Het eigenlijke hof, de ontvangstzaal (sala of aula) was een hal die vaak tegen de buitenmuur aangebouwd lag bovenop een half in de grond verzonken voorraadkamer. Daarnaast stonden de woningen van de edelen en de ridders en een kapel.[2] Verder stonden er op het terrein nog lage bijgebouwen waar gewerkt werd, waar levensmiddelen en wapens werden opgeslagen, stallen en een kerk die door een kapittel van kanunniken werd bediend. In dit soort kastelen verschenen de torens (donjons) meestal pas na 1100 naast de aula. Deze donjons werden meer om het prestige gebouwd dan ter verdediging.[3]
In geen van deze castrums was er (tot circa 1200) weelde of rust en waarschijnlijk was de enige wellust die er was die van de macht. De aula en de donjon waren de plaatsen waar die macht zich manifesteerde.
Soms kwam de donjon uit de aula voort. In Anjou stond rond 920 een rechthoekige aula van 23x16 meter en 5-6 meter hoog. Rond 940 werd er een verdieping opgebouwd, waar men via een buitentrap in kon komen. Kort na 1000 werd de grond om het bouwwerk opgehoogd zodat de beide verdiepingen onder de grond verdwenen: het werden voorraadkelders. En daar bovenop werd een (houten?) toren gebouwd (die rond 1050 afbrandde). Sommige donjons waren dus verbouwde aulae. Pas in de loop van de twaalfde eeuw werden de meeste donjons van steen gebouwd.
Het verschil tussen een aula en een donjon is soms moelijk te maken.
- Een donjon had dikke muren met steunberen, de deur op de begane grond was dichtgemetseld en halverwege de hoogte aangebracht, de spaarzame ramen waren smal. Het grondvlak was meestal vierkant of rond. Hij was hoger dan de aula.
- De aula had meer en bredere ramen, trappen in de dikke muren en een rechthoekig grondvlak.
Losstaande 'feodale' donjons
[bewerken]Toen na 1000 het gezag van de vorstendommen verbrokkelde en over vele feodale heren werd verdeeld die doorlopend met elkaar in oorlog waren[4], gingen de aristocraten her en der veel donjons bouwen. Ze verrezen ofwel tussen reeds bestaande woningen ofwel in hun eentje op onbebouwde plaatsen. Er werden kunstmatige heuvels (mottes) opgeworpen en daarop (of soms daarnaast) bouwde men de meestal houten torens. Ook wel op moeilijk toegankelijk gemaakte terrassen of op moeilijk toegankelijk gemaakte uitlopers van een gebergte. Die torens lagen vaak geïsoleerd en speelden maar een kleine rol in de verdediging van het grondgebied. Deze torens waren nog tot in de twaalfde eeuw vaak van hout. Later werden ze van steen gebouwd.
Uit angst voor bestormingen en beschietingen zaten er nauwelijks ramen in en de deur op de begane grond werd al snel dichtgemetseld en vervangen door een deur halverwege de toren. Deze deur kon bereikt worden via een ladder die bij een aanval naar binnen gehaald werd. De heren gebruikten hun torens (en soms ook hun kastelen) mede om de boeren te dwingen belastingen af te dragen. De boeren hadden het namelijk juist wat beter gekregen omdat de landbouwproductie was gestegen. De torens werden vaker als uitvalsbasis voor roofridders gebruikt dan de kasteelcomplexen.
De oudst bekende losstaande donjon is in 994 door graaf Nerra in Anjou gebouwd. Hij gebruikte hem eerst als bolwerk in zijn feodale oorlogen maar richtte hem daarna in als woonplaats. Zijn opvolgers gaven hem tegen 1100 weer een militaire functie door er een beschermende wal om aan te leggen.
Het Noordwesten van Frankrijk (Normandië en de Loirestreek) was het 'land van de donjons'. De steden in Zuid-Frankrijk hadden weliswaar grote kastelen maar die hadden geen donjons.
Verticale indeling van de paleisdonjons
[bewerken]In het Engeland van na de inval van Willem de Veroveraar in 1066 moesten de Normandische veroveraars lang op hun hoede blijven en bouwden ze immense en indrukwekkende donjons die tevens vaak als woning werden gebruikt, hoewel die woningen er ook wel eens naast stonden.
Deze paleisdonjons hadden een binnenoppervlak van 20x13 dus net zo groot als een aula, maar de functies die bij de horizontale castrumcomplexen allemaal op de begane grond lagen, lagen hier op de etages boven elkaar. Het waren grote bouwwerken die einde elfde eeuw en gedurende de twaalfde eeuw gebouwd werden. Ze hadden niet primair een militaire functie. De toegangen en vooral de buitentrap moesten goed bewaakt worden. Deze buitentrap was vaak een waar bolwerk en werd soms de 'kleine donjon' genoemd. Bovenop de donjon lag een terras dat van kantelen voorzien was. Dat terras was niet alleen via de buitentrap maar ook via in de muur aangebrachte trappen te bereiken. Ook in deze grote donjons was het leven (tot circa 1200) weinig comfortabel.
Velen denken dat de ontvangstruimte (sala) op de benedenverdieping van de paleisdonjon lag en de slaapkamer (camera) op de eerste verdieping.[5] Maar dat is niet zeker want er is tegenwoordig niets meer van te zien. We moeten afgaan op de romans en kronieken uit die tijd. Maar in de literatuur werden de termen 'sala' en 'camera' nogal eens door elkaar gebruikt. De sala en de camera konden zich op elke verdieping van de donjon bevinden, en soms lagen ze op dezelfde (verdeelde) verdieping. De verdiepingen van een paleisdonjon werden vaak met dunne houten schotten (of wandkleden) verdeeld: soms in twee delen, en soms wel in 6 delen. De ontvangstruimte was daarbij doorgaans groter dan de slaapkamer.
Indeling van de kastelen
[bewerken]In de kastelen van de elfde en twaalfde eeuw bevonden zich de volgende ruimtes:
1) De grote zaal (sala) waar de heer (graaf) recht sprak, zijn militaire zaken besprak met zijn strijdmakkers, waar het huisgezin bijeen kwam om te praten en te eten en waar de openbare ontvangsten en de feestmaaltijden werden gehouden. De zaal lag meestal zowel aan de deur als aan de binnenplaats en had veel vensters. De vrouwen mochten hier alleen maar komen voor het eten en het dansen.
2) De grote slaapkamer (camera), meestal gelegen naast de zaal en in het meest besloten gedeelte van het huis. In de slaapkamer van de heer en zijn vrouwe stond het echtelijke bed waarin voor erfgenamen werd gezorgd. In de echtelijke slaapkamer was men net zo min alleen als in de kloosterslaapzaal. Vlak bij dit bed sliepen nog vrouwelijke en soms zelfs mannelijke familieleden. Mogelijk was er sprake van promiscuïteit.
Wie in de camera werd toegelaten was een intiemere vriend van de heer en zijn vrouwe dan degene die in de sala werd toegelaten. In zijn slaapkamer ontving de heer zijn intieme vrienden (zoals hoge ridders) bij het vuur en soms at hij ook met hen. Hier ontving de vorst 16 armen en raakte hij een melaatse aan (godsdienstige rituelen).
3) De kleedruimte was afgescheiden van zijn slaapkamer. Doorgaans was de kleedkamer wat kleiner dan de slaapkamer. Hier werden zijn meest intieme vrienden toegelaten en soms at de vorst met hen. In die kleedkamer mocht maar één (de hoogste) kamerheer komen. En ook deze kamerheer zag bijna niets van het lichaam van de vorst. Daar bad en mediteerde de vorst en waste hij de voeten van drie armen (een godsdienstig ritueel).
4) Boven de slaapkamer van de heer waren de slaapkamers van zijn zoons en dochters.
5) Als er geen verdieping was, was de slaapzaal voor zijn kinderen en de dienaressen naast de slaapkamer van de heer.
6) Naast de slaapkamer was ook een ruimte waar 's ochtends en 's avonds een vuur werd gemaakt om de zieken en zij die net een aderlating hadden ondergaan te verwarmen. Ook mochten de dienaressen en de kinderen zich hier warmen.
7) Aan de vesting waren aangebouwd: een keuken (soms twee verdiepingen hoog), een varkensstal en een kippenhok, een loge voor ontspanning en privégesprekken, een kapel, wijnkelders, graankelders en vuurplaatsen.
Veranderingen tegen 1200 in de kastelen van de grote adel
[bewerken]De vesting werd nu op strategische plekken gebouwd met grachten eromheen. Soms werd een rivier als slotgracht gebruikt. Na 1200 werden zowel het verdedigingswerk als het comfort van het woongedeelte verbeterd.
Het kasteel, dat eerst nog samen met het dorp binnen de hoofdmuur lag, kwam nu buiten het dorp te liggen. Het complex, dat eerst 1-5 hectaren groot was geweest, werd verkleind tot circa 1/2 hectare, want dan kon het beter ommuurd en verdedigd worden. En het kasteel werd in twee delen verdeeld:
- In het hoofdgedeelte werd de donjon het centrum van het verdedigingswerk. Hij kreeg etages. Eraan vastgebouwd werden een of twee gebouwen waarin de krijgslieden woonden. Dit hoofdgedeelte was uitgerust met allerlei oorlogswerktuigen. De militaire mogelijkheden namen rond 1200 sterk toe. De kastelen werden gebouwd om in militair opzicht goed te functioneren: er werd rekening gehouden met zaken als schootsvelden. Verder construeerde men achter de hoofdpoort een stelsel van gangen met hoeken en bochten, voorzien van chicanes zodat de vijand, als hij onverhoopt door de poort was gebroken, niet in een rechte lijn naar de donjon kon lopen maar een moeizame en lange weg moest gaan en daardoor lang in beeld bleef van de boogschutters die achter schietgaten stonden opgesteld. In diezelfde hoeken en gaten werd de hoofse liefde ontdekt waar de literatuur over sprak.[6]
- In het woongedeelte kwam een comfortabel paleis dat smaakvol was ingericht. Er liep daarvandaan een onderaardse gang naar de wijnkelder die onder de donjon lag.[7] De camera van de vrouwe kreeg tegen 1200 de allure van een sala en de vrouwe hield er wel ontvangsten. Omgekeerd werd soms de sala als camera gebruikt, er stond dan een bed in en op dat bed werden ook gesprekken gevoerd.
In het kasteel Gravensteen van Gent lag de zaal vanaf eind twaalfde eeuw in de centraal gelegen donjon.[8]
Het inwonen van de ridders in het kasteel van de graaf.[9] leidde vaak tot spanningen.[10] Al in de vroege middeleeuwen gaf de graaf hun soms voor hun verdiensten een klein leengoed: een versterkt woonhuis met een paar hoeven, waarvan de boeren pacht betaalden aan de ridder[11]
Rond 1200 werd de graaf zeer achterdochtig tegenover bezoekers van het kasteel. Teveel donjons waren door list en verraad van bezoekers ingenomen door de vijand. Bij die listen waren zelfs wel eens vrouwen ingeschakeld. Zo kwamen een keer een paar edele ridders hun vrouwen ophalen die in de donjon op bezoek waren en toen ze eenmaal binnen waren, namen ze meteen maar de donjon over. De familia van de heer was groot en er kwamen veel bezoekers en mensen op doorreis [12] en die konden niet allemaal doorlopend in de gaten gehouden worden. De dertiende eeuwse heer wilde ten tijde van gevaar geen vreemden in de vesting hebben waarvan hij niet zeker wist of hij ze kon vertrouwen, dus hij verminderde al dat bezoek zo veel mogelijk. De hoge adel van de dertiende eeuw sloot zichzelf steeds meer op. En dat in een tijd dat er veel minder feodale oorlogen waren door een steeds sterker wordende monarchie.
Ook de ridders die op het kasteel woonden, kregen vaak bezoek en ze werden na 1200 dan ook uit hun huizen in het hoofdgedeelte 'verdreven'. Zij kregen hun eigen versterkte huizen op het platteland.
Noten
[bewerken]- ↑ De meeste middeleeuwse kastelen (en huizen) die we nu kennen (omdat ze van steen gebouwd zijn), zijn van de veertiende eeuw.
- ↑ Zo heeft bijvoorbeeld Karel de Grote het in Aken laten bouwen. Ook de grafelijke burcht in Brugge had deze opbouw en dat vinden we op vele plaatsen terug
- ↑ Hoewel de Karolingers al in de tiende eeuw een toren aan hun paleis te Laon hadden.
- ↑ En mogelijk ook vanwege de invallen van de Noormannen.
- ↑ Anderen denken dat de kapel op de eerste verdieping lag en de bijwoningen op de hoogste verdiepingen.
- ↑ Hoofse liefde en romans.
- ↑ Was dit de vroegere sala?
- ↑ In sommige kastelen waren de mannen en de vrouwen mogelijk gescheiden gehuisvest. De vrouwen en de kinderen woonden in het paleis in het woongedeelte en de mannen sliepen in de huizen naast de donjon op het hoofdgedeelte. De heer sliep hier met zijn krijgslieden die daar met hun concubines (hoeren) leefden net zoals de feodale tyrannen uit de elfde eeuw, tot grote ergernis van de kroniekschrijvers van de kloosters.
- ↑ Ridders woonden in het kasteel van de graaf.
- ↑ Onrust stokende ridders in het kasteel van de graaf.
- ↑ Ridders kregen soms een eigen versterkt huis van de graaf van de graaf.
- ↑ De huishouding van een kasteel kreeg veel bezoekers.