Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Revolutie
23. Revolutie
Inleiding
[bewerken]In 1789 begon de Franse Revolutie waarbij de monarchie werd vervangen door een republiek. Er kwam een burgeroorlog en een periode van terreur. De laatste feodale rechten werden afgeschaft. De adel en de hoge geestelijkheid raakten veel van hun macht, privileges en bezittingen kwijt, voornamelijk aan de grote burgerij. Het gewone volk werd er nauwelijks beter van.
Parvenu's
[bewerken]Als voorbeeld de lotgevallen van twee broers van de familie Gounon te Toulouse. De familie was rijk geworden in de handel, had zich een adellijke titel gekocht en een heerlijkheid met veel land en had gunstige huwelijken gesloten met een familie van stadsmagistraten (stadsbestuurders). Dit was in de tijd van het Ancien Régime de klassieke weg om zich op te werken.
De heren hadden (zoals het tijdperk van de Verlichting het gebood) interesse in natuurwetenschappen, ze lazen het boek l'histoire naturelle van Buffon en tijdschriften over landbouwkunde, weerkunde en economie.
Natuurlijk hadden ze kritiek op de verkwistingen aan het hof en door de parlementariërs. En natuurlijk hadden ze kritiek op de alles overheersende bureaucratie waarvan de managers vooral bezig waren met hun eigen zakken te vullen. En hadden ze kritiek op het onrechtvaardige belastingsysteem dat vooral de armen uitzoog. Daarom steunden ze de hervormingen van Jacques Necker. De broers waren hervormingsgezind maar op een verstandige manier. En natuurlijk bleven ze loyaal aan de koning. In de herfst van 1790 ondertekenden ze nog een motie van vertrouwen jegens de koning en de nationale vergadering die door de vijanden van het volk bedreigd werden.
Na het begin van de revolutie probeerden de twee broers zo goed en zo kwaad mogelijk om door te gaan met waar ze goed in waren: in Parijs bemiddelen voor hun beschermelingen, informatie inwinnen in Parijs en uitdelen in Toulouse enzovoort, maar in feite trokken ze zich steeds meer uit het openbare leven terug en hoopten maar dat de revolutie snel voorbij zou zijn.
Terreur
[bewerken]In 1792 werd de Revolutie radicaal. Er kwam burgeroorlog en het koningshuis viel. De Republiek werd afgekondigd. De Republiek wilde een maatschappij waarbij elke burger alleen maar het welzijn van alle anderen wilde. Liberté, Egalité, Fraternité: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Maar totdat dat doel was bereikt, was de Republiek in gevaar door vijanden van buitenaf en verraders van binnenuit. Alle burgers moesten de Republiek helpen. De broers Gounon en al die anderen die adellijk en rijk waren en die zichzelf uiteraard "gematigd" noemden, werden bang dat het volk tegen hen in blinde woede zou ontsteken. En tegen de adel ontstak het volk inderdaad in blinde woede.
De broers, die gelukkig niet van echte adel waren, moesten een certificat de civisme zien te verkrijgen. Met dat document konden ze laten zien dat ze bekeerd waren tot de ware vaderlandsliefde.
Hun pachtboeren hoefden hen geen pacht meer te betalen en moesten nu hun oogst aan de voedselvoorziening comités leveren. Vervolgens moesten de broers bij die comités hun levensmiddelen gaan ophalen. Als de broers iets van de oogst van "hun" landerijen achterover drukten, konden ze in 1794 de doodstraf krijgen.
Het was voor de twee broers allemaal moeilijk te verteren: eerst waren ze nog van goede familie geweest en nu waren ze opeens "gelijken". Ze moesten voortdurend zorgen dat hun papieren in orde waren: voor elke reis met de koets moesten ze een paspoort en een reisvergunning aanvragen. Vroeger hoefden alleen zwervers en schooiers dat.
In 1793 werden tijdens de "levée en masse" 300.000 mannen opgeroepen om het vaderland te verdedigen tegen de buitenlandse vijanden van de Revolutie. Er werden nu niet meer voornamelijk boerenzoons opgeroepen, zoals vroeger. Rijkeluiszoontjes kregen opeens te maken met keiharde generaals. Het eten was vies, ze moesten dagenlang alleen maar graven in de modder. In de winter moesten ze onder de blote hemel slapen, er waren epidemieën enzovoort. En dan werden ze ook nog eens doorlopend in de gaten gehouden: of ze wel revolutionair genoeg waren.
Het was niet meer genoeg om je strikt aan de voorschriften te houden: iedereen moest doorlopend goed kunnen zien dat je een goede patriot was. Je moest dus af en toe assignaten schenken aan het gemeentebestuur. En daarvoor hoefde je niet meer, zoals vroeger, op belastingverlaging te hopen. Als je geluk had, kreeg je een document waarin de gemeente verklaarde dat je een ware, goede en nuttige republikein was. Een lid van de familie Gounon schonk in 1793 incognito een partij linnen aan een gemeentebestuur. Waarschijnlijk deed hij dat incognito omdat hij bang was anders van omkoperij te worden beschuldigd. Toch hoopte hij natuurlijk dat het gemeentbestuur wel zou begrijpen dat die gift van hem kwam vanwege de kwaliteit van het linnen en vanwege de geleerde taal in de begeleidende brief.
In 1794 waren de broers bang dat het gemeentebestuur in de gaten hield dat zij naar de kerk gingen. De kerk bezoeken strekte niet meer tot aanbeveling in de Republiek. Wat je vooral wèl moest doen, was naar de volksfeesten gaan die regelmatig in elke wijk gevierd werden. Tijdens het souper zette iedereen zijn tafel midden op straat met een of meer schotels erop en vervolgens ging men samen eten, patriottische liederen zingen en dansen. Het was de broers Gounon en hun kinderen geraden daaraan mee te doen, al vroor het dat het kraakte.
Aanpassing
[bewerken]Vanwege de geldontwaarding kwam er een wet die bepaalde dat elk product een maximumprijs had. Omdat er voedsel werd gevorderd voor het leger kwam er schaarste. In de winter van 1793 stonden in Toulouse de mensen al om zes uur 's ochtends in de rij voor de slager en vaak gingen ze met lege handen naar huis. Goede wijn bestond niet meer, want goede wijn was elitair, dus had het volk verordend dat alle wijn gelijk was en bij elkaar gedaan moest worden en ongebotteld tegen het eenheidstarief verkocht diende te worden. Tabak en chocolade werden schaars.
De familie Gounon wist hier en daar wel wat te ritselen. Ze probeerden hun zonen af te laten keuren voor de militaire dienst door vrienden en bekenden in te schakelen.
Aan het einde van de terreur, in 1794, toen Robespierre werd gearresteerd en er golven van arrestaties door het land gingen, schreven de Gounons: "het vreselijke nieuws dat de beroemdste leden van het comité du salut public zijn uitgeschakeld ..." en "nooit heeft het vaderland meer behoefte gehad aan saamhorigheid en vrede, we moeten standvastig zijn ..." enzovoort. Dit was keurig patriottistisch taalgebruik en ze konden zich er geen buil aan vallen. Naar buiten toe speelden de Gounons het spel mee, verder hielden ze zich op de vlakte. Ze speelden geen rol meer in de politiek en ze zwegen in het publiek. Die houding heeft vruchten afgeworpen want ze overleefden de Revolutie. In 1794 zei een gemeenteraadslid tegen de Gounons: "jullie hebben niets te klagen, alle voormalige edellieden zijn gearresteerd, blijf gewoon binnen tot het over is". Er waren toen al heel veel edelen onder de guillotine terecht gekomen.
Bron
[bewerken]Geschiedenis van het persoonlijk leven. Van de renaissance tot de Verlichting.
Onder redactie van Philippe Ariès, Georges Duby en Roger Chartier.
ISBN: 90-5157-018-x
1986 Editions du Seuil, Paris
1989 Agon, Amsterdam
Betreffende hoofdstuk geschreven door: Nicole Castan, Universiteit van Toulouse