Nederlandse literatuurgeschiedenis/Symbolisme en gemeenschapskunst
Het symbolisme was een kunstzinnige stroming die in de laatste paar jaar van de 19e eeuw (het fin de siècle) opkwam vanuit Frankrijk. Kenmerkend is de wens deel uit te maken van het metafysische. Tegelijkertijd bestond er van de veronderstelde "hogere wereld" geen enkel concreet beeld. In de kunst wordt slechts verwezen naar een soort "onzichtbare diepte". Op literair vlak kwam het symbolisme vooral tot uiting in de poëzie, waarin nu een soort nieuwe, onbekende werkelijkheid werd uitgebeeld. Niet het uitdrukken van de eigen gevoelens stond meer centraal, maar van iets hogers, door middel van zintuiglijke ervaringen. Het ging nu vooral om de kunstvorm zelf (i.c. het gedicht), die in dit verband ook wel als poésie pure wordt aangeduid. Er werd veel geëxperimenteerd met alle mogelijkheden die de taal bood.
De term gemeenschapskunst werd in 1892 voor het eerst gebruikt door Jan Veth in een boekje over wandschilderingen. Er wordt zoveel mee bedoeld als "kunst van èn voor de gemeenschap", waarbij werd uitgegaan van de gedachte dat het niet alleen zo was dat de maatschappij de schone kunst bepaalde, maar ook andersom. iets anders gezegd zag men kunst en maatschappij als een harmonische eenheid. In de literatuur kwam dit bijvoorbeeld tot uiting in de socialistische proza en poëzie van die tijd, waaruit een sterke politieke en maatschappelijke betrokkenheid sprak.
Symbolisten
[bewerken]- J.H. Leopold
- P.L. Boutens
- Karel van den Woestijne
Vertegenwoordigers van de gemeenschapskunst
[bewerken]- Herman Gorter
- Henriëtte Roland Holst
- Albert Verwey
- Berlage (architect)