Nederlandse literatuurgeschiedenis/Middeleeuwen
Periodisering
[bewerken]Doorgaans wordt de middeleeuwse Nederlandse literatuur als volgt ingedeeld:
1) De periode van de adellijke letterkunde: 1100-1300 met de bloei van de hoofse cultuur. De literatuur vertolkt de idealen van de adel. Het is de periode van de ridderromans. Belangrijke (Middelnederlandse) auteurs:
- Hendrik van Veldeke (de sint Servaeslegende, de Eneasroman, liefdeslyriek); anonieme schrijvers van Roelantslied, Renout van Montalbaen, Ferguut, Floris ende Blancefloer van Diederic van Assenede; de anonieme auteur 'Willem die Madoc maakte' van Van den vos Reinaerde, evenals Jacob van Maerlant (Der naturen bloeme, Rijmbijbel, Historie van Troyen); Hadewijch, en anderen.
2) De periode van de burgerlijke letterkunde: 1300-1550 waarin door de economische groei van de steden ook rijke burgers belangrijke opdrachtgevers en lezers worden. In deze periode is vooral een opleving van toneel opvallend. Belangrijke (Middelnederlandse) auteurs zijn:
- Jan van Boendale (Lekenspiegel); Jan van Ruusbroec (traktaten zoals Van seven trappen in den graed der gheesteleker minnen); de anonieme auteurs van Beatrijs, Elckerlijc, Mariken van Nieumeghen, en van de abele spelen Gloriant, Lanseloet van Denemerken en Vanden Winter ende vanden Somer; rederijkers zoals Anna Bijns.
In werkelijkheid is er geen sprake van een strikte begrenzing, want ook in de eerste periode waren er burgerlijke opdrachtgevers, net zoals de adel in de volgende periode een belangrijke rol bleef vervullen.