Leer jezelf ecologisch tuinieren/Grote engelwortel
Uiterlijk
In België en Nederland komen twee soorten in het wild voor. De Grote engelwortel ¹+³ en de Gewone engelwortel ²+> De twee soorten zijn gemakkelijk te onderscheiden door de grote groengele schermen van de grote engelwortel en de sterke muskusachtige geur die de bladeren bij kneuzing afgeven. Engelwortel is heel geschikt voor de beplanting van een plaats in de tuin, die voortdurend in de schaduw ligt.
Alle families? |
Familie: Schermbloemen (Apiaceae) Geslacht: Engelwortel Soort: Angelica archangelica | ||||||||||||||
Geschikt als/voor: | Plant voor hooggelegen gebieden, langs een boomgrens of snelstromende riviertjes. | ||||||||||||||
Wortel: | De wortelstok is fijngeringd en raapvormig, sterk gegroefd en bezet met resten van de wortelbladeren. De wortel is dik (ca. 7 mm) en vlezig, uitwendig groen, inwendig wit. Hij bevat een geel melksap | ||||||||||||||
Stengel/Tak: | De met merg gevulde, onderaan zeer dikke stengel heeft een open middenkanaal, is fijn gegroefd, kaal en van boven vertakt | ||||||||||||||
Blad: | Het blad is dubbelgeveerd verdeeld in talrijke kleinere blaadjes met fijngekartelde randen. De onderste grote lichtgroene bladen zijn drievoudig geveerd en hebben een lange, ronde¹ of diep gegroefde² gootvormig gegroefde en holle steel. De stengelbladen zijn wat minder sterk geveerd en zitten met vliezige, zakvormig opgeblazen scheden aan de stengels. Een dergelijke bladschede omhult ook het nog niet volledig ontwikkelde stengeluiteinde. In de schede verzamelt zich regenwater, waarin allerlei klein gedierte kan voorkomen. De brede bladstelen zijn aan de onderkant verdikt. De reusachtige, tot meer dan 60 cm lange, in omtrek driehoekige bladeren zijn verdeeld in eivormige, gezaagde, 3-8 cm lange blaadjes | ||||||||||||||
Bloei: Bloem: Meer van dezelfde kleur? |
Juni tot september. Wit of witgroen tot groengeel. In het wild is de kleur meestal roze. De tot 20 cm grote, groenachtige en eindstandige schermen zijn samengesteld uit een aantal kleinere schermpjes. De schermen en schermpjes zijn veelstralig, met 20-40 stralen. De schermgedeelten bovenaan zijn melig. Omwindsel ontbreekt of bestaat slechts uit 1-3 blaadjes. Omwindseltjes talrijk. De bloemen ruiken mierzoet en zijn overdekt met een laag glimmend nectar. De bloemschermen zien er uit alsof ze "in wijn gedoopt werden". | ||||||||||||||
Vrucht: | De vruchtbeginsels rijpen tot 1 cm dikke, gele vruchtjes. De breed-elliptische vrucht is plat samengedrukt, met grote vleugels en bestaat uit twee strogele, breedgerande deelvruchten | ||||||||||||||
Hoogte/Lengte: Meer van dezelfde hoogte? |
± 100-200 cm. | ||||||||||||||
Bodem: Meer onder dezelfde omstandigheden? |
|
||||||||||||||
Gebruik: | Uit de zaden en de wortels wordt een zoetgeurende olie geperst, angelica-olie, die wordt gebruikt in de cosmetische industrie, in likeurstokerijen en bakkerijen. Zelfs de stengels en bladstelen worden om hun zoete, geurige smaak gekonfijt. De plant wordt ook gebruikt als toekruid. Zie verder ook: toepassingen van Angelica in Wikipedia | ||||||||||||||
Geneeskracht: | Wordt als geneeskrachtig gezien bij slechte spijsvertering met onvoldoende maagsapsecretie, bij chronische maag-, darm- en galstoornissen, bij winderigheid, als spasmolyticum bij maagzweer en twaalfvingerige darm, alsook bij maag- en darmontsteking. Het vers blad maar vooral de wortel wordt gebruikt als windverdrijvend middel, als water- en urineafdrijfmiddel, bij lichamelijke zwakte, bij ongesteldheid en ter behandeling van reumatische pijnen. De verse bladeren en bladstelen met de bladribben plukt men tijdens het voorjaar en de zomer, voor de planten gaan bloeien, dus wanneer ze nog mooi groen en sappig zijn. De bladeren, de stengels en de dikste bladstelen worden zorgvuldig in de schaduw gedroogd, zodat ze kleur en aroma behouden. De wortelstokken worden in het tweede of derde jaar in voor- of najaar uitgegraven, gewassen, gespleten en zorgvuldig gedroogd. Beter is de wortels in het najaar van het eerste jaar te rooien, voordat ze ten prooi vallen aan insecten. De wortels zijn sterk hygroscopisch (vocht uit de lucht aantrekkend) en trekken insecten aan. Daarom zal men de wortels droog en in hermetisch gesloten vaten bewaren. | ||||||||||||||
Let op!: | De furocoumarinen kunnen de menselijke huid overgevoelig voor licht maken en bij inwerking van zonlicht kunnen ze huideczemen veroorzaken. Het sap veroorzaakt irritatie van huid en slijmvliezen. De furocoumarinen die fotodermatosen veroorzaken, zijn echter weinig in water oplosbaar, en daarom is het inwendig gebruik van het kruid zonder risico. | ||||||||||||||
FAQ: | Vragen en/of antwoorden over de Grote engelwortel? |
Maan(d) | Werk | KK | KT | LT | VW | ZD | PA | RA |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4/8 | Zie zaaitijd. Daar het zijn kiemkracht snel verliest moet liefst direct na het rijp worden van het zaad of direct na de aankoop in een plantenbed worden uitgezaaid. Uitzaaien in een broeibakje is ook mogelijk. Als het zaad eind augustus in grote potten met goede aarde gezaaid wordt, ontkiemt het in september – in dezelfde tijd het jaar daarop heeft men rijpe vruchten. Als je in april in de vrije grond zaait of vers gewonnen zaden in september ligt in het eerste geval het zaad bijna 15 maanden voor het kiemt, in het tweede geval 6 weken. De ontkieming zal plaats hebben in de lente, nadat de koude van de winter de zaden heeft geactiveerd. De zaden verliezen snel hun kiemkracht, ze komen vlugger uit naarmate ze meer licht ontvangen, dus zaaien in ondiepe geultjes. De planten zaaien zichzelf ook uit. In het tweede jaar gebeurt dat zo uitbundig, dat het alleen al daarom beter is de bloemschermen tijdig af te snijden. |
0,5 | 28 | 2-4 | ||||
10 | Zie (uit)planten. Pas in de herfst van het volgend jaar worden de zaailingen uitgeplant. |
50 | 80 | |||||
4-5, 11 | Verzorgen: In het voorjaar moet men geregeld schoffelen en wieden. Zodra de planten hoger worden, moet men ze aanaarden om hun meer houvast tegen harde wind te geven. Alhoewel hij ongevoelig is voor vorst, heeft hij in de winter enige bedekking nodig. |
|||||||
? | Zie oogsten en bewaren. Gaat het bij de kweek om de wortels, dan moeten de bloeistengels tijdig worden weggesneden, opdat de voedingsstoffen niet voor stengels en zaadvorming worden verbruikt. Het best kan men dunne jonge scheuten plukken. Er mogen slechts zoveel jonge uitlopers en afzonderlijke blaadjes worden geoogst, dat de plant er geen last van krijgt Wanneer te grote hoeveelheden worden geplukt, remt dit de ontwikkeling van de wortel, die bij de engelwortel erg belangrijk is. Het zaad wordt opgevangen zodra het begint te rijpen, 's morgens als het nog vochtig is van de ochtenddauw. |
|||||||
8-9 | Zie vermeerderwijze. De vermeerdering geschiedt doorgaans uit zaad. Soms is het mogelijk de uitlopers die zich wel eens rondom de basis van de stengel ontwikkelen, uit te zetten. Poot dergelijke plantjes minimaal 1 m van elkaar op een vochtige plek die gedeeltelijk beschaduwd is. Je kan engelwortel ook door scheuren vermeerderen; de op die manier verkregen planten worden reeds in de herfst op dezelfde onderlinge afstand als gezaaide uitgezet. Door de stengels in het najaar tot de grond toe af te snijden, gaan de planten misschien opzij uitlopen. Engelwortel is niet moeilijk te kweken. De sappigste bladstengels worden verkregen wanneer de plant in diepe aarde met veel humus gekweekt wordt. Het eerste jaar ontwikkelt engelwortel wel blad maar geen stengels en wordt hij zelden hoger dan ½ tot 1 m. Het tweede of soms pas het derde jaar groeit de bloemstengel uit tot zijn volle lengte. Om 100 planten te krijgen, is slechts 1 gram zaad nodig. |
Z/S |