Italiaanse renaissance/Trecento
Trecento (Italiaans voor 300, of voor "mille trecento", 1300) verwijst naar de 14e eeuw in de Italiaanse culturele geschiedenis.
Vaak wordt Trecento beschouwd als het begin van de renaissance in de kunstgeschiedenis. Schilders uit het Trecento zijn de Florentijn Giotto di Bondone, evenals schilders van de Siënese School. Deze werd de belangrijkste Italiaanse school van de eeuw, en omvat schilders als Duccio, Simone Martini, Lippo Memmi, Ambrogio Lorenzetti en zijn broer Pietro. Belangrijke beeldhouwers omvatten twee leerlingen van Giovanni Pisano: Arnolfo di Cambio en Tino di Camaino, en Bonino da Campione.
Het Trecento is ook bekend als een tijd van verhoogde literaire activiteit, met schrijvers die in de volkstaal werken in plaats van het Latijn. Dante, Petrarca en Boccaccio zijn de belangrijkste schrijvers van deze periode. Dante schreef zijn beroemde La Divina Commedia (De Goddelijke Komedie), een representatie van het middeleeuwse wereldbeeld, en Petrarca schreef onder invloed van de Provençaalse troubadours prachtige verzen in lyrische stijl.
Voor de muziek betekende het Trecento een periode van sterke activiteit in Italië, gestimuleerd door veelvuldige contacten en uitwisseling met Franse muzikanten en componisten. De nadruk kwam nu meer te liggen op wereldlijke liederen (in het bijzonder liefdeslyriek) en veel van de ons overgeleverde muziek uit die tijd is polyfonisch. Vooral de invloed van de troubadours die naar Italië kwamen vanwege de vervolging van de Albigenzen in de vroege 13e eeuw, was aanzienlijk. Musici van het Trecento zijn de beroemde Francesco Landini, evenals Gherardello da Firenze, Andrea da Firenze, Giovanni da Firenze, Paolo da Firenze (Paolo Tenorista), Donato da Cascia, Niccolò da Perugia, Maestro Piero, Bartolino da Padova, Giovanni da Cascia, en Vincenzo da Rimini.