Onderwijs in relatie tot P2P/Werkprincipes
Een lijst met principes waar je rekening mee moet houden in het ontwerpen. Met steeds een toelichting, bijkomende informatie en links. Handvatten om duurzame educatieve praktijken te ontwerpen. Wat zijn werkprincipes? En wat niet?
Gelijkheid
[bewerken]Focus op het willen bijdragen tot een gemeen goed van de deelnemers
Binnen P2P-praktijken ligt de focus op de 'bereidheid' of het 'willen' leveren van een bijdrage aan een gezamenlijk project, en dus niet op het 'kunnen' of op de 'prestaties' van eventuele deelnemers. Er zijn geen kwalificaties vereist om deel te nemen of om een bijdrage te leveren, maar het is natuurlijk wel van belang dat men een bijdrage wil leveren. Of anders: iedereen die wil bijdragen, en zich aan de hand van zijn of haar bijdrage ten dienste stelt van een 'common' of 'gemeen goed', wordt een peer of gelijke. Het is belangrijk van dit 'willen bijdragen' het vertrekpunt te maken, en ook op dit niveau uit te gaan van gelijken onder elkaar.
Gebruik de diversiteit aan bijdragen als een meerwaarde
Deelnemers binnen P2P-praktijken beschikken elk vaak over verschillende capaciteiten (expertise, vaardigheden, competenties, ...) en iedereen moet ook de mogelijkheid hebben naar eigen vermogen/capaciteiten bij te dragen aan het P2P-project (equipotentialiteit). In educatieve P2P-praktijken beschouwt men deze diversiteit echter niet als een beperking of een belemmering, maar net als een meerwaarde. Diversiteit aan inbreng en bijdragen wordt dus niet beschouwd als een mogelijk knelpunt (bijvoorbeeld omdat het tot competitie zou leiden), maar moet gezien worden als een meerwaarde of verrijking in een samenwerkingsrelatie die zich ten dienste stelt van een gezamenlijk project (en een 'gemeen goed').
Kennis
[bewerken]Vuistregel 1: Zorg ervoor dat kennis ten allen tijde door iedereen die wil gebruikt, aangepast en weer aangeboden kan worden
De kennis die ontstaat vanuit P2P-praktijken is gemeen goed (common) en wordt in eerste instantie beoordeeld op de gebruikswaarde. Dit impliceert dat de kennis voor iedereen toegankelijk moet zijn en vrij te raadplegen is. Kennis is nooit 'af'. In een P2P-context wordt kennis samen geconstrueerd, en is dus ook steeds een open proces. De kennis is steeds een momentopname in een dynamisch proces waaraan iedereen kan bijdragen. Er wordt in die bijdragen eigenlijk geen onderscheid gemaakt tussen zoiets als ervaringskennis en de wetenschappelijke kennis van de (gekwalificeerde) expert. Het samenvoegen van ervaringskennis, wetenschappelijke kennis en eventueel ook kennis uit andere bronnen leidt tot een nieuwe soort kennis die misschien 'synergetische kennis' genoemd kan worden; vanuit verschillende, heterogene hoeken worden bijdragen geleverd en de uiteindelijke kennis is meer dan louter de som van de verschillende bijdragen. De vuistregel impliceert ook dat het nodig is om (de steeds voorlopige) kennis ter beschikking te stellen via een open source systeem waarin iedereen op een veilige manier kan bijdragen en gebruiken. Dit kan zowel het geval zijn in een fysische context (vb. het gemeenschappelijke volkstuintje) als in een digitale context (vb. Wikibooks).
Vuistregel 2: Zorg ervoor dat de rol van expert niet van tevoren en definitief ingevuld is maar ten allen tijde door iedereen opgenomen kan worden
In een P2P-context is geen sprake van een robuuste verticale hiërarchie met vast ingevulde posities, maar de aanwezige diversiteit en flexibiliteit binnen een gemeenschap wordt als de motor tot kennisconstructie aangewend. Kwalificaties zijn niet vereist om te mogen bijdragen of om een bepaalde hiërarchische positie te bekleden, wat impliceert dat iedereen de rol van expert kan opnemen en kan bijdragen. De waardering in een P2P-context is gebaseerd op de feitelijke bijdragen tot het geheel (post factum) en niet op accreditaties zoals diploma's of verworven posities (a priori). Deze vuistregel impliceert dus dat de deelnemers een open houding aannemen ten opzichte van elkaar, rollen kunnen loslaten en elkaar de kans geven om andere rollen op te nemen en eventueel coördinerende posities in te nemen.
Macht
[bewerken]
Vuistregel 1: Zorg ervoor dat er geen sprake is van een absolute koppeling tussen een persoon en een coördinatie- of machtsfunctie
Een persoon kan nooit samenvallen met een functie aangezien in een peer-to-peer praktijk iedereen in principe elke coördinatie- of machtsfunctie kan uitoefenen. In die zin is het ook niet mogelijk dat één persoon of een kleine selectie van personen de macht opeisen. Dit wil niet zeggen dat er geen coördinatie- of machtsfunctie is, en dat bepaalde personen die moeten opnemen.
Vuistregel 2: Zorg ervoor dat de relaties tussen peers in samenwerkingsafspraken worden gegoten die steeds opnieuw in vraag kunnen worden gesteld
In een P2P-praktijk is een vorm van coördinatie en dus van afspraken nodig. En ook omdat macht en sturing vaak onopgemerkt en subtiel voorkomen, kan het van belang zijn om bepaalde afspraken rond samenwerking te expliciteren. Belangrijk hierbij is wel dat deze afspraken en de coördinatie steeds opnieuw kunnen herdacht en besproken kunnen worden aangezien en dit steeds ook vanuit een gezamenlijke focus op het produceren of creëren van een gemeen goed.
Vuistregel 3: Een machtspositie kan niet zomaar opgeëist worden, maar moet verdiend worden op basis van geleverde bijdragen
Het is mogelijk om in een P2P-praktijk iemand meer macht of een bepaalde positie te geven. Maar dit kan niet gebaseerd zijn op kwalificaties of diploma's. Het is de eigen dynamiek van de P2P-praktijk, en dus ook de waardering voor de geleverde bijdragen, die kunnen maken dat iemand een bepaalde positie meer 'verdient' dan iemand anders. Het gaat dan om eigenschappen zoals vertrouwen, expertise, technische kennis e.d. die gebleken zijn uit de geleverde bijdragen en de betrokkenheid op het gemeen goed.
Curriculum/doelen
[bewerken]Vuistregel 1: Leg het curriculum niet op voorhand vast, maar laat het samenvallen met het doorlopen van het P2P proces zelf
In klassieke vormen van educatie is het curriculum vooraf gegeven en ligt het vast. In P2P-praktijken is het curriculum eigenlijk het co-constructieproces dat peers doorlopen wanneer ze samen werken in de richting van gezamenlijk doel of een gemeenschappelijk project. Het samen doorlopen van een educatief P2P proces is dan het curriculum. Dit P2P-curriculum is dus de concrete weg of het traject dat door deelnemers aan een educatieve P2P-praktijk wordt afgelegd in het werken aan een gezamenlijk project. Het gevolg hiervan is natuurlijk dat het curriculum nooit vooraf gegeven is en nooit helemaal vastligt. Het curriculum 'rolt zich in' en tijdens het leveren van bijdragen in een gemeenschappelijk project.
Vuistregel 2: Maximaliseer vrijwillige bijdragen binnen het werken aan gezamenlijke doelen
Binnen P2P staan intrinsieke motivatie en vrijwillige inzet centraal. Dit is ook het geval voor P2P-educatie. Creëer situaties waarin iedereen een plaats kan geven aan die intrinsieke motivatie, en dat dit steeds ook ten dienste blijft staan van het leveren van bijdragen tot het gemeenschappelijke doel. Dit kan onder meer betekenen dat er de vrijheid is zelf te kiezen waar en hoe men liefst een bijdrage wil leveren. Die vrijheid - ook wanneer het gaat om aanpak of planning - kan weliswaar niet losgekoppeld worden van een bijdrage die ten dienste staat van een gemeen goed of iets dat men samen maakt. Van belang is dus de betrokkenheid die mee garant staat voor vrijwillige bijdragen.
Leren/vorming
[bewerken]Vuistregel 1: Creëer een ruimte die uitnodigt om kennis en expertise te delen en aan te vullen
Vrij delen en aanvullen van kennis en expertise is een essentiële voorwaarde om P2P-leren mogelijk te maken. Daarom is het van belang structuren of ruimtes op te zetten die mensen aanspreken op hun bereidheid of wil om kennis en expertise te delen of dit alles aan te vullen of aan te passen. Van belang is ook dat die structuren en ruimtes duidelijke en overzichtelijke signalen uitzenden die aangeven waar nog een bijdrage wenselijk is (cfr. stigmergie bij wikipedia). Anders gesteld: het is belangrijk ruimtes en structuren te vermijden die (af)gesloten zijn, en waarin kennis en expertise wordt toegeëigend (en tegen een prijs wordt geruild).
Vuistregel 2: Zorg ervoor dat P2P-educatie steeds een proces is van 'samen-iets-maken'
In P2P-educatie gaat het niet om ruilrelaties waar expertise en kennis worden over gedragen. In P2P-educatie gaat het steeds om het co-produceren of samen maken van kennis, maar dat kunnen ook andere artefacten zijn. Eigen aan dit leer- en productieproces is dat verschillende bijdragen samen gelegd worden en op die manier een gemeen goed creëren dat steeds meer is dan de soms van de delen. Dit betekent ook dat P2P-educatie steeds een maatschappelijke betekenis heeft, meer bepaald, dat het er om gaat nieuw gemeen goed te produceren of bestaand gemeen goed mee te reproduceren.
Vuistregel 3: Zorg ervoor dat wat al lerend geproduceerd wordt niet alleen van belang is voor wie bij het proces betrokken was, maar ook een maatschappelijk nut heeft
In P2P-leerprocessen gaat het nooit alleen over de betekenis of opbrengst voor de deelnemers aan het proces of over de opbrengst (ruilwaarde) ervan voor de betrokkenen. Wat gedaan wordt tijdens die leerprocessen moet ook steeds een maatschappelijk nut hebben. Er moet met andere woorden ook steeds iets achtergelaten worden dat open staat voor anderen die niet bij het leerproces betrokken waren. Misschien is de vormende betekenis van P2P-leren precies verbonden met deze oriëntatie op iets dat maatschappelijk nut heeft: je leert en maakt nooit enkel iets voor jezelf alleen, ook niet enkel voor je peers, maar er is steeds ook een concrete oriëntatie op maatschappelijk nut.
Technologie
[bewerken]Vuistregel 1: Zorg ervoor dat het binnenbrengen van evaluatietechnieken nooit leidt tot competitie tussen peers en steeds samenwerking in functie van een goed eindproduct waarborgt.
Evaluatie is bij P2P-educatie, in tegenstelling tot klassieke educatie, niet gericht op beloning en bestraffing, maar wel op de waardering van elke bijdrage in functie van een gezamenlijk product. Zodra evaluatie een ruilverhouding installeert (bijvoorbeeld werken in ruil voor goede punten) en in het verlengde daarvan competitie (bijvoorbeeld afwegen tegenover elkaar wie wat verdient), staat deze haaks op de productieve dynamiek van P2P-leren waar gebruikswaarde centraal staat. Waardering is belangrijk, maar vergelijkt bijdragen aan het geheel niet onderling met elkaar, en moet dus steeds ten dienste staan van het geheel.
Vuistregel 2: Eenvoudige en duidelijke communicatie is essentieel én vraagt tijd.
Samenwerking met een grote groep vraagt om gedegen coördinatie en afspraken. In P2P-praktijken zijn coördinatietechnieken nodig die ervoor zorgen dat voortdurend signalen en informatie beschikbaar zijn. De deelnemers kunnen hun activiteiten en bijdragen afstemmen op deze signalen. Een overmaat aan signalen en informatie kunnen er echter voor zorgen dat deelnemers het overzicht verliezen. Dit kan ervoor zorgen dat ze afhaken of dat hun bijdrage verloren gaat. Het is dus belangrijk dat communicatietechnieken duidelijk en eenvoudig zijn, zodat ze het de deelnemers blijven mogelijk maken bij te dragen. Een gedegen coördinatie van P2P-praktijken neemt zeer veel tijd in beslag.
Vuistregel 3: Zet in op de toegevoegde waarde die de digitale technologie biedt voor educatieve P2P projecten
Het grote voordeel van digitale technologie is dat ze de mogelijkheid biedt om samen aan iets te werken, afspraken te maken, informatie te delen, enzovoort, zonder op hetzelfde moment en in dezelfde ruimte aanwezig te moeten zijn. Op die manier wordt het mogelijk om met een zeer grote groep mensen (en dus ook een veelheid aan bijdragen) samen aan iets te kunnen werken. Natuurlijk is het van belang hierbij in het achterhoofd te houden dat het werken met deze technieken ook bepaalde vaardigheden van de deelnemers veronderstelt (zie ook kwestie gelijkheid).
Feedback
[bewerken]Vuistregel 1: Zorg voor een degelijke coördinatie van peer-feedback als een essentieel onderdeel van een P2P-leerproces
Bij het geven van feedback mag er geen sprake zijn van een hiërarchie; iedereen kan feedback geven, en dit betekent ook dat zogenaamde experten of gekwalificeerden gewoon peers zijn. Van belang is een goede coördinatie van die feedback. De toetssteen voor deze coördinatie moet zijn dat ieder individu altijd zicht zou moeten hebben op het geheel, of liever: de veelheid aan feedback moet functioneren als een geheel van signalen om de bijdrage zo te ontwikkelen of te optimaliseren dat die een maatschappelijk nut heeft (en bijdraagt tot gemeen goed). Het is horizontale en dus geen verticale feedback, en die eigenlijk zorgt voor een soort van inhoudelijk en vaak ook vormelijke coördinatie tussen de (individuele) onderdelen. Feedback kan ook betrekking hebben op het terugkoppelen van informatie over de stand van zaken van het gezamenlijke project (of product) en bijvoorbeeld tijdsafspraken. Concreet kan een coördinatieplatform online georganiseerd worden (zoals bv. Toledo een coördinatieforum is voor studenten waarop feedback kan terecht komen), maar ook op specifieke plaatsen (bv. prikborden of concrete tekens in een centrale gang).
Vuistregel 2 : Zorg ervoor dat het P2P-leerproces een einde heeft
In principe kennen P2P-productieprocessen geen eindpunt. Iedereen kan op elk moment gezamenlijke producten gebruiken, maar ook aanpassen en opnieuw aanbieden. Het gemeen goed, ook al wijzigen de peers, zal blijven groeien of ontwikkelen - zeker wanneer een publieke instantie dat gemeen goed en het voortbestaan ervan beschermt. In dit opzicht is het wellicht van belang een onderscheid te maken tussen P2P-productie en P2P-leren. Het resultaat van een P2P-leerproces kan wellicht ook gewoon blijven bestaan, en aan een 'maatschappelijk' of 'publiek' leven beginnen, maar voor de deelnemers - en vanuit het perspectief van de deelnemers - is er een eindpunt.
Kwalificatie
[bewerken]Vuistregel 1: Zorg ervoor dat je educatieve P2P-praktijk niemand uitsluit op basis van al dan niet behaalde kwalificaties
Kwalificaties mogen géén voorwaarde zijn om bepaalde kennis al dan niet te mogen bijdragen. Het al dan niet hebben van een diploma mag geen basis zijn voor uitsluiting over waar je mag bijdragen leveren. Een bepaalde kwalificatie mag dus niet een verplichte voorwaarde zijn om een bepaalde taak te mogen uitvoeren. Dit wil natuurlijk wel niet zeggen dat eerder of elders verworven kennis en vaardigheden helemaal niet zouden kunnen worden ingezet om een bijdrage te leveren aan iets met een maatschappelijk nut.
Vuistregel 2: Zorg ervoor dat iedereen overal en altijd zijn of haar expertise of bijdrage kan en mag leveren
Als mensen willen deelnemen aan educatieve P2P-praktijken is het van belang dat ze dit kunnen, zonder dat dit kunnen gegarandeerd moet zijn op basis van toegangsbewijzen of kwalificaties. Het kan natuurlijk zinvol zijn om aan te geven welk soort kwaliteiten vereist zijn voor het leveren van bepaalde bijdragen, maar dit soort van expliciteren mag niet leiden tot het werken met kwalificaties of andere certificaten die gelden als toegangsbewijzen.
Vuistregel 3: Als je certificaten of andere bewijzen uitreikt, zorg er dan voor dat dit niet leidt tot uitsluiting of competitie
In P2P-educatie kan er sprake zijn van waarderende bewijzen van geleverde bijdragen. Dergelijke uitgereikte certificaten moeten in zekere zin louter informatief blijven (en bijdragen beschrijven), en mogen niet het statuut krijgen van een soort toegangsticket (waarin uitspraken worden gedaan over expertise en competenties). Dit laatste betekent steeds een logica van in- en uitsluiting op basis van kwalificaties, en dit staat haaks op de open logica van P2P. De vraag is dan immers wie een kwalificatie heeft en wie niet. En dit laatste kan ook snel leiden tot een relatie van competitie of concurrentie (tussen zij die wel en zij die niet een (schaarse) kwalificatie hebben).
Vuistregel 4: Iedereen mag een educatieve P2P-praktijk opstarten voor zover deze gericht is op maatschappelijk nut
Het opstarten of inrichten van een P2P-praktijk kan niet aan bepaalde kwalificaties of andere bewijzen gebonden zijn. Om te spreken van een P2P-praktijk is een essentiële voorwaarde natuurlijk wel dat deze niet louter ingegeven is door eigen winstbejag, maar steeds gericht moet zijn op maatschappelijk nut. Dit betekent ook dat P2P-leren niet enkel een gebruikswaarde mag hebben voor degene die leert en zijn/haar peers, maar ook een nut heeft daarbuiten.
Financieren
[bewerken]Vuistregel 1: Garandeer continuïteit via een diversiteit in types van financiering
Met diversiteit van financiering bedoelen we dat er verschillende soorten financieringsbronnen worden benut: niet enkel via geldelijke financiering (bv. crowdfunding, subsidiëring door de overheid en aan- en verkoop via de markt) maar ook via sharing-economy (bv. het ter beschikking stellen/delen van kennis). Voor zover P2P-educatie steeds ook gericht is op maatschappelijk nut, openen zich hier ook nieuwe financieringsmogelijkheden dan louter overheid en markt. Voor zover educatie gezien wordt als basisrecht, en de maatschappelijke waarde groot, kan de spreiding van de financiering over een diversiteit aan kanalen van essentieel belang zijn om educatie te garanderen.
Vuistregel 2: Zorg ervoor dat de inhouden en doelen van educatie niet enkel bepaald wordt door wie financiert
P2P-educatie biedt aan iedereen gelijke kansen om bij te dragen tot iets dat een brede gebruikswaarde heeft, en dat dus maatschappelijk nuttig is. Vermijd daarom dat de macht om te beslissen wat dit is, geconcentreerd wordt bij diegene(n) die instaan voor de financiering. Op die manier wordt het immers toegeëigend, en gaat het niet langer om een gemeen goed of een common. Dit betekent ook dat niet alleen de overheid (via subsidiëring en publieke toegankelijkheid) of de markt (bij vergoeding op basis van vraag en aanbod) of de crowdfunders mogen beslissen welke inhouden, maatschappelijke opbrengsten... de moeite waard zijn, en zich de resultaten ook niet mogen toe-eigenen. Het P2P-curriculum kan niet op voorhand vastgelegd worden, maar tekent zich af doorheen het P2P-proces, en dit is dus ook iets waarmee geldschieters steeds rekening moeten houden.
Duurzaamheid
[bewerken]Vuistregel 1: Zorg ervoor dat het gebruik van (natuurlijke) commons niet leidt tot exploitatie van die commons
Omdat universele of natuurlijke commons (bv.de oceaan, biodiversiteit, de atmosfeer, grondstoffen,...) er niet in overvloed zijn, moeten we ze beschermen. Ze zijn gemeen goed: niemand mag ze zich toe-eigenen, ze moeten geproduceerd worden, want ze moeten steeds ter beschikking blijven van iedereen. Dit wil zeggen dat ecologische grenzen niet overschreden worden én dat het gebruik van natuurlijke commons eerlijk verdeeld is zodat iedereen, ook de toekomstige generaties, er gebruik van kan maken zonder dat dit gebruik leidt tot exploitatie. Binnen P2P is het dan van belang om een gedeelde verantwoordelijkheidszin te hebben tegenover deze universele commons, en dit wil concreet zeggen dat mijn gebruik ervan niet het gebruik ervan door anderen aan banden legt.
Vuistregel 2: Zorg in educatie voor betrokkenheid ten aanzien van duurzaamheidskwesties in plaats van hier rond regels op te leggen
P2P gaat uit van het belang van intrinsieke motivatie. Iemand is bijvoorbeeld uit zichzelf gemotiveerd om een bijdrage te leveren tot duurzaam leven, of een leerkracht is intrinsiek gemotiveerd les te geven en zijn of haar interesse en bekommernis te delen met leerlingen. Het gaat in tegen de logica van P2P én die van educatie om iemand een welbepaalde intrinsieke motivatie op te dringen of om voor iemand anders vast te leggen hoe die moet bijdragen aan een meer duurzame wereld. Wel kan men een bekommenis om / interesse in duurzaamheid 'op tafel leggen' door er aandacht voor te vragen, leerlingen ermee te confronteren, te proberen om inzicht en bewustwording mee te geven... en dit vervolgens weer 'loslaten'. Deze vorm van educatie (als confrontatie) is meer dan alleen kwalificatie (het 'juiste' gedrag aanleren) en socialisatie (de 'juiste' soort burgers afleveren). Door een confrontatie met concrete kwesties kan iedereen voor zichzelf bepalen hoe een duurzame wereld eruitziet en hoe hij / zij daaraan wil bijdragen.
Vuistregel 3: Voor zover P2P-leren gericht is op iets met maatschappelijk nut, is dit leren ook gericht op de duurzaamheid daarvan
Indien P2P-educatie te maken heeft met het creëren van gemeen goed (bijvoorbeeld zuiver water of open kennis), en indien dit ook altijd van meet af aan betekent dat dit gemeen goed gereproduceerd wordt, dan zit er een duurzaamheidsaspect in P2P-praktijken zelf. Het laten voortbestaan - en vaak ook steeds verder ontwikkelen - is een dynamiek die behoort tot P2P-productie zelf. Dit betekent dan ook dat een oriëntatie op duurzaamheid niet noodzakelijk nog eens extra moet toegevoegd worden aan P2P-praktijken. Een bijdrage leveren tot een common (bijvoorbeeld een gemeenschappelijk tuin, een gemeenschappelijke cursus) betekent steeds van meet af aan ook dat men handelt vanuit een zorg voor en reproductie van die common. Men exploiteert het niet, men gebruikt het niet op zo'n manier dat het gebruik door anderen onder druk komt te staan. Indien dit het geval is, is het misschien niet nodig om in P2P-educatie bijkomend (van buitenaf) een oriëntatie op duurzaamheid in te bouwen. Voor zover P2P-educatie gericht is op leren en samen-iets-maken met een maatschappelijk nut, zit er in dat samen-iets-maken en in de bijdragen die elkeen levert een zorg voor het reproduceren (en dus laten voortbestaan) van datgene waarop men gericht is. Nog anders gesteld: alles dat vanuit een P2P-dynamiek aangeraakt of geconstrueerd wordt verschijnt als het ware in een duurzaamheidsperspectief. Misschien niet zozeer vanuit een intrinsieke (en verheven) zorg voor de natuur of het milieu op zich, maar vanuit de gedachte dat er maar een gezamenlijke wereld is en blijft als we die wereld samen maken en blijven maken.