Een enkelvoudige zin is opgebouwd uit een gezegde, eventueel een onderwerp, eventueel een lijdend voorwerp, eventueel een meewerkend voorwerp en eventueel een of meer bijvoeglijke of bijwoordelijke bepalingen.
De volgorde van deze zinsdelen is niet geheel vrij.
Het gezegde bestaat uit een of meerdere werkwoorden (met het eventueel erbij behorende partikel) en eventueel een naamwoordelijk deel van het gezegde. Beide stemmen in geslacht en aantal overeen met het onderwerp.
Een bijwoordelijke bepaling bestaat uit een bijwoord, uit een voorzetsel gevolgd door een 4e (soms 2e) naamval of uit een tijdsbepaling in de 4e naamval.
De eenvoudigste zin die men zich kan voorstellen, bestaat uit niet meer dan een werkwoord of een uitroep.
έλα
kom hier
καλημέρα
goedendag
Onder een enkelvoudige zin verstaan we een zin die geen bijzinnen bevat.
Over het algemeen zal een dergelijke zin één of meer zinsdelen bevatten (onderwerp, gezegde en dergelijke). Deze zinsdelen zijn opgebouwd uit woordsoorten. De inhoud en de samenhang van de zinsdelen bepaalt de vervoeging van het werkwoord, de verbuiging van de overige verbuigbare woordsoorten, zoals voornaamwoorden en bijwoordelijke bepalingen) en de volgorde van de zinsdelen.
Elke zin kan vanuit vier onafhankelijke gezichtspunten worden ingedeeld.
De belangrijkste indeling is die naar structuur (onderwerp, gezegde etc).
De overige drie gezichtspunten die het Grieks onderscheidt, zijn:
De Griekse indeling van zinnen naar hoedanigheid ligt niet geheel in lijn met de indeling die over het algemeen in het Nederlands wordt gehanteerd. Op zich leidt dit niet tot problemen. Dit is echter wel de reden dat hier nog aandacht wordt geschonken aan de Griekse interpretatie van de begrippen 'onafhankelijke zin', nevenschikking en hoofd- en bijzin.