Leer jezelf ecologisch tuinieren/Japanse lariks
Uiterlijk
In de twintigste editie van de Heukels werd larix als Nederlandse naam genoemd. Dendrologie van de lage landen van Boom en de woordenlijst van de taalunie spellen de naam als lariks. In de drieëntwintigste editie van de Heukels wordt enkel lork als Nederlandse naam genoemd.
Alle families? |
Familie: Dennen (Pinaceae) Geslacht: Lariks Soort: Larix kaempferi |
Wortel: | Met het hartvormige wortelsysteem bezit de Japanse lork net als alle andere lariksen het voordeel tegenover sparren en dennen het voordeel de beide wortelvormen (vlak- en diepwortelsysteem) met elkaar te verbinden. Het sterk uitdijende wortelsysteem zorgt ervoor dat de soort veel bodemnutriënten kan opnemen, terwijl de diep reikende centrale wortel het grondwater bereiken kan en tevens een grotere weerstand kan bieden tegen omvallen door de wind. |
Stengel/Tak: | In vergelijking met de europese lork (Larix decidua) heeft de Japanse lork een stijver, breder uitspringend figuur. De kroon is minder compact en cilindrisch en bij oudere exemplaren losgewerkt en uitspringend. De twijgen zijn horizontaal geplaatst en hangen niet door. De jaarscheuten zijn krachtiger dan bij Larix decidua en bezitten een roodachtige kleur (Larix decidua: geelachtig). |
Blad: | De naalden zijn zoals bij alle lorken gewoonlijk eenjarig en blauwgroen als bij Larix decidua. |
Vrucht: | De schubben van de kegelvruchten zijn bij Larix kaempferi licht tot duidelijk opgerold, waar ze bij Larix decidua altijd aanliggend zijn. |
Hoogte/Lengte: Meer van dezelfde hoogte? |
± <5000 cm. |
FAQ: | Vragen en/of antwoorden over de Japanse lariks? |
Maan(d) | Werk | KK | KT | LT | VW | ZD | PA | RA |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
? | Zie vermeerderwijze. De Japanse lork draagt haar eerste zaden na tien tot vijftien jaar, maar draagt slechts eens per drie tot zeven jaar zaden. De zaden rijpen in hetzelfde jaar als de bevruchting plaatsvindt. De kegels hangen aan de boom en open zich slechts bij droogte, om dan de kleine gevleugelde zaden vrij te geven. Om te rijpen behoeven de zaden geen directe zon; ze komen ook op in de grond in de schaduw van de boom. De jonge planten vereisen echter wel veel licht en verdragen in tegenstelling tot bijvoorbeeld de fijnspar (Picea abies) weinig schaduw. Als de plant voldoende licht krijgt groeit ze erg snel. Op een leeftijd van tien jaar bereikt ze, mits niet verplant, een hoogte tot 5 meter (bij de fijnspar is dit slechts 3,5 meter) en kan zo de strijd aan met de even snelgroeiende douglasspar (Pseudotsuga menziesii). |