Sociale geschiedenis in de literatuur/Vrouwen en mannen
4. Vrouwen en mannen
Familieproblemen
[bewerken]In de verhalen was vaak sprake van familieproblemen. Het is goed mogelijk dat deze problemen in het echte leven ook een rol speelden.
- Erfgenamen streden om de erfenis.
- Mannen wedijverden om dezelfde vrouw.
- Incest kwam vaak voor. Tussen vader en dochter, tussen schoonmoeder en schoonzoon, tussen zwager en schoonzuster.
- Er werd vaak kwaadgesproken over seksuele verbintenissen. Dat ging wel eens zover dat een jonge moeder verbannen werd als ze ervan beschuldigd werd dat ze een kind had gekregen van een andere man dan haar echtgenoot.
- Er was in de verhalen ook liefde voor de kinderen. De mannen waren echter uitermate bezorgd of het kind wel van hen was.
- Men wist in de Middeleeuwen helemaal niet zeker van wie men afstamde. Men kon in de verhalen zelfs afstammen van een faé (fee).
- Een vrouw kon verkracht zijn en dan wilde haar man vaak geen gemeenschap meer met haar.
- Er waren verhalen waarin de hoofse liefde bekroond werd met een harmonieus huwelijk. Maar er waren ook misverstanden en spanningen tussen de echtelieden. Hoewel (althans in de verhalen) de harmonie aan het einde altijd hersteld werd.
- Vader en zoon konden in de verhalen met elkaar in gevecht raken als ze elkaar niet (meer) herkenden doordat de zoon eerder was weggelopen of ontvoerd, of omdat hij de wapenrusting van de vijand droeg. De zoon kon zelfs vadermoord plegen.
Raadgevingen aan de vrouw
[bewerken]Tot in de dertiende eeuw moest de vrouw haar man onvoorwaardelijk gehoorzamen. In de veertiende eeuw gold dat de vrouw haar man weliswaar niet in gezelschap moest tegenspreken, maar dat ze thuis gerust vrijer tegen hem mocht spreken. De man werd aangeraden zijn vrouw niet in het bijzijn van de bedienden te berispen over haar fouten en domheden, maar om dat uit te stellen tot 's avonds in bed.
De vrouw werd geleerd om de gemeenschap een beeld van zichzelf voor te houden dat zijzelf had uitgekozen en niet toe te laten dat de gemeenschap een beeld van haar kreeg dat zij niet wilde. Zij moest welvoeglijk leren optreden, want zij kon altijd door een (grote) groep mensen gezien worden. Er zijn in de literatuur lange lijsten met raadgevingen aan het adres van een jong meisje te vinden.
- Als zij niet hartelijk en hoofs genoeg was, zouden de mannen haar hooghartig gaan vinden.
- Als zij zich te hartelijk en te hoofs op zou stellen, zouden sommige mannen dat als een uitnodiging tot erotiek kunnen interpreteren.
- Ze moest constant onberispelijk overkomen, constant haar lichaam in bedwang houden, want de mannen keken altijd naar haar en het oog werd gezien als een bron van kwaad. Ze liep dan ook meestal gesluierd en ze moest precies weten wanneer ze haar sluier af kon leggen (bijvoorbeeld in de kerk) en dan moest ze dat ook nog eens op een kuise manier doen.
- Tijdens de mis en tijdens het bidden moest ze vroom zijn en niet de hele tijd om zich heen zitten te kijken.
- Ze mocht niet teveel lachen of praten, zelfs op haar gebaren moest ze letten.
- Ze moest een geordend leven leiden en op tijd naar bed gaan, zodat ze niet de hele ochtend zou gaan uitslapen waardoor ze de mis zou verzuimen en andere mensen op haar moesten wachten.
- Ze moest op tijd eten en drie dagen per week vasten, zodat ze geen dikke snoepster zou worden.
- Als zij haar lichaam verkeerd gebruikte, zou ze bij wijze van straf wel eens ziek kunnen worden. Een meisje dat tijdens een Mariaverering haar doordeweekse kleren had aangetrokken werd ernstig ziek en werd pas weer beter nadat zij in het openbaar spijt had betuigd.[1]
- Een vrouw werd ook geacht niet per se voorop te willen lopen in de mode, want dat getuigde van een ongezonde haast om de eerste te zijn. De mode ging soms zover dat men zich in de winter te dun kleedde en ziek werd. Vrouwen moesten rekening houden met de seizoenen en zich daarnaar kleden.
- Hoewel een vrouw van stand natuurlijk verplicht was om de mode te volgen in zoverre als dat van haar verwacht werd.
- Ze moest ook niet haar haren voor het raam staan te kammen zodat de mannen dat konden zien, of met haar hals en borsten te koop lopen. Ze mocht niet teveel sieraden dragen en dan moest ze ook nog oppassen met al die maniertjes en aanstellerijtjes om de mannen te strikken. Behaagzucht was uit den boze.
- Ze moest niet te dicht bij een man komen, ook niet tijdens een vriendelijk gesprek, zelfs niet met haar eigen man. Dat was merkwaardig, want veel boeken geven de indruk dat promiscuïteit en incest zowel aan de hoven als in de gewone huizen redelijk geaccepteerd waren.
- Een vrouw moest heel liefdevol zijn voor haar man, redelijk liefdevol voor haar de naaste verwanten maar ze moest zich verre houden van alle andere mannen, vooral van verwaande en nietsdoende jongemannen. Zij mocht vooral geen ruziezoekster zijn.
- De vrouw moest goed voor haar man zorgen, hem schone kleren geven, hem bij het vuur zetten, hem wassen, eten en drinken geven, hem vermaken, hem intimiteit en seksualiteit geven en de volgende ochtend natuurlijk weer schoon ondergoed ...
Herderlijke zorgen om de getrouwde vrouw
[bewerken]De geestelijkheid probeerde in haar geschriften[2] van de veertiende en vijftiende eeuw om invloed uit te oefenen op de getrouwde vrouw, ook als ze van eenvoudige komaf was. Ze moest kuis zijn en een beschouwend leven leiden, liever dan een actief leven. Nu moest een getrouwde vrouw natuurlijk een actief leven leiden, maar dan moest zij daarin een contemplatief leven zien te integreren met het oog op haar zieleheil. Ze moest zich in God verliezen en de wereld en het vlees minachten.
Zelfs de uitingen van haar vroomheid moest zij verbergen, door te bidden als niemand het zou kunnen zien, na het avondeten of midden in de nacht in haar slaapkamer. Niemand mocht iets merken van haar tranen, zuchten en verbitterde kreten. Haar man zou daar overigens toch al niets van merken, want die was nauwelijks aanwezig, zeker niet als ze naar bed ging.[3] Een getrouwde vrouw viel, net als een weduwe of een maagd, doorgaans alleen en in stilte in slaap.
De vrouw moest de wereld ontvluchten en zich opsluiten binnen het huis en zelfs binnen haar slaapkamer om daar te lezen, te bidden en te mediteren. Handwerken mocht ze alleen maar als ze zich teveel verveelde. Ze moest zich onttrekken aan het kletserige gezelschapsleven, alle verleidingen weerstaan, deuren, ramen en kisten goed gesloten houden, geheel op God gericht zijn en dagelijks een paar bladzijden uit een vroom boek lezen voor haar zieleheil.
Feitelijk wilde de geestelijkheid de vrouw de leefregels voor kluizenaressen opleggen.
Vrouwen in de vrouwenkamer
[bewerken]De vrouwen in de verhalen van de dertiende tot de vijftiende eeuw zaten in afzondering bij elkaar in de vrouwenkamer waar ze borduurden, weefden en sponnen. Dat leerden ze vervolgens aan de jongere meisjes. Ze zongen voor elkaar, lazen elkaar voor, en ze spraken over occultisme en bijgeloof. Over hoe je grond en dieren vruchtbaarder kon maken, over recepten die kobolden op een afstand konden houden, over het fokken van vee, over de geslachtsdaad, over echtelijke ruzies en over hoe je een gevoelsrelatie kon beïnvloeden door magie. Als een vrouw bijvoorbeeld wilde dat haar man meer van haar ene kind zou houden dan van het andere, dan moest zij de uiteinden van de oren van haar hond afknippen, het ene uiteinde aan haar man te eten geven en het andere aan het kind dat zij wilde voortrekken. Daarna zouden haar man en dat kind onafscheidelijke vrienden worden.
Vrouwen in de beklaagdenbank
[bewerken]De vrouw was vaak het slachtoffer van laster, bijvoorbeeld door een afgewezen minnaar. Er werd geroddeld dat het kind dat ze gebaard had van een andere man dan haar echtgenoot zou zijn. In de verhalen werd ze natuurlijk altijd aan het eind in ere hersteld. De lasteraar kon zelfs ernstig ziek worden en dan kon hij alleen maar door haar genezen worden, uiteraard nadat hij eerst in het openbaar had bekend dat hij de roddels had verspreid. Een schuldbekentenis ten overstaan van de gemeenschap werd heel belangrijk gevonden.
Ten opzichte van de seksualiteit had men behoorlijke waanvoorstellingen. Een echtgenoot kon (in de verhalen) zijn vrouw tot de brandstapel veroordelen, omdat men hem bijvoorbeeld verteld had dat ze gemeenschap met een dwerg had gehad. Of men beschuldigde haar ervan dat ze een monster ter wereld had gebracht. Men wilde in dit soort gevallen de vrouw en haar kinderen op de brandstapel zetten of in een put gooien. Na serieuze beschuldigingen dat de vrouw vreemd was gegaan en de kinderen niet van de echtgenoot waren, konden de vrouw en de kinderen uit het gezin worden verdreven en onterfd: ze werden verbannen.
Mannen in het verdomhoekje
[bewerken]De meeste verhalen waren vijandig ten opzichte van de vrouw en beschreven dat zij minderwaardig was aan de man en van hem moest leren hoe zij zich gedragen moest. De vrouw wist zich echter vaak aan te passen aan dit soort onderdrukkende omstandigheden en toch haar gang te gaan.[4]
Er verschenen eind veertiende begin vijftiende echter ook verhalen met een tegengestelde strekking. De vrouw werd daarin voorgesteld als de baas in huis. De man was in de fuik van het huwelijk gelopen en nu stopten zijn vrouw, zijn schoonmoeder, alle zussen en nichten en hun dienaressen hem gezamenlijk in een soort gevangenis. De vrouwen kenden het klappen van de zweep. Ze zaten in de vrouwenkamer gezellig samen te eten en te drinken, 's winters rond het vuur en 's zomers op een strooisel van bloemen. Ze waren het altijd met elkaar eens en ze bedachten samen wel wat ze tegen de man zouden zeggen als hij boos en wantrouwend werd. De man daarentegen zat in zijn eentje in een koud en donker kamertje. Doorweekt van de regen, koud tot op het bot en terneergeslagen ging hij zonder eten naar bed. En als hij wakker werd, ging het gewoon zo verder. Als de man bezoek kreeg van zijn familieleden of zijn vrienden, dan bleek dat de vrouw zijn dienaren ontslagen had, zodat hij zijn mensen niet fatsoenlijk kon ontvangen. Hij moest ze meenemen naar een koud en donker vertrek zonder enige versiering[5]. Zo ontstond een omgekeerde wereld waarin de man het vuur voor zijn vrouw moest stoken en het eten moest koken, terwijl zij zich aan het optutten was of eindeloos aan het babbelen.
Zelfs zijn kinderen spanden tegen hem samen, vooral zijn oudste zoon die de erfenis wilde en vond dat zijn vader nu wel lang genoeg geleefd had.[6]
Noten
[bewerken]- ↑ Openbare betuigingen van berouw waren heel belangrijk.
- ↑ Een voortzetting van de Franse preken van de 13de eeuw.
- ↑ In de kastelen sliepen de mannen en vrouwen vanaf circa 1200 mogelijk in andere gebouwen.
- ↑ De vrouw kon niet doorlopend opgesloten worden want ze moest winkelen en naar de kerk.
- ↑ Een bezoeker hoorde een stoel bij het vuur te krijgen. Dat vuur moest helder branden zonder rook, want dat betekende gastvrijheid en hartelijkheid. In de literatuur is er bij de aristocraten altijd een overvloed aan licht. Maar in verhalen over gewonere mensen was het licht wel eens spaarzaam hetgeen kon leiden tot verwisselingen en misverstanden. Verhalen over liefde in het donker betekenden meestal dat het om een onwettige liefde ging.
- ↑ Er waren vrij veel van deze verhalen die de man waarschuwden om niet te trouwen omdat dan zijn vrouw de baas zou worden. De schrijvers van deze verhalen meenden waarschijnlijk dat zij de waarheid beschreven. Dresen-Coenders stelt in 'Het verbond van heks en duivel' dat deze verhalen geschreven waren om vrouwen in een kwaad daglicht te stellen zodat ze nog meer onderdrukt zouden worden. Danielle Régnier-Bohler (de bron van dit boekje) laat zich hieromtrent niet uit. De lezer mag zijn eigen mening vormen.