Hekserij/Theorieën over hekserij
Hieronder worden visies weergegeven van bekende historici, sociologen, psychologen en antropologen. Er wordt ook ingegaan op de verschillende opvattingen over heks en hekserij in Europa.
Opvattingen over heks en hekserij in Europa
[bewerken]Wat wordt of werd in Europa eigenlijk verstaan onder een 'heks'? De beeldvorming rond de heks die leidde tot een aantal stereotype opvattingen heeft een lange geschiedenis. Honderden boeken verschenen over het onderwerp, en zelfs nu is consensus onder academici zoals historici, sociologen en antropologen ver te zoeken. Enkele vragen die in dat verband gesteld worden zijn de volgende:
- Waren er mensen die zichzelf als heksen beschouwden?
- Als dat zo was, wat deden ze dan of geloofden ze te doen?
- Waren ze georganiseerd en hielden ze vergaderingen?
- Wat te denken over die covens en sabbats?
- Waar en wanneer begonnen de grote heksenvervolgingen? En wie begon het en om welke redenen? Om welke aantallen geëxecuteerden ging het daarbij?
Dergelijke vragen werden in de loop van de tijd door een aantal auteurs op verschillende wijze benaderd. Zij waren hiermee ook bepalend voor de beeldvorming rond de (Europese) heks.
De heks in de tijd van de heksenvervolgingen
[bewerken]Het duidelijkste, stereotype beeld van de heks is ons overgeleverd uit de tijd van de grote heksenvervolgingen van de 16e en 17e eeuw. Uit de talrijke documenten en beschrijvingen van heksenprocessen uit die tijd komt het volgende beeld tevoorschijn
- Een heks is een menselijk wezen, gewoonlijk een vrouw maar soms een man of kind, die aan de duivel gebonden was door een pact of contract en aldus zijn dienaar werd. Typisch ging het bijvoorbeeld om een wat oudere, eenzame vrouw die door haar buren was verstoten.
- De duivel verscheen aan haar in de gedaante van een man en ontlokte in ruil voor bijvoorbeeld geld, of gewoon door haar doodsangst aan te jagen, de belofte van gehoorzaamheid.
- Een heks was in staat tot maleficium, het veroorzaken van schade aan anderen door occulte krachten. Ze kon vee ziek maken, mannen impotent maken, plotse dood veroorzaken, hagelstormen en regens oproepen en dies meer.
- Van heksen in die die tijd werd ook gezegd dat ze baby’s doodden en opaten omdat het hen bovennatuurlijke kracht zou schenken, dat ze van dat vlees zalven bereidden en middelen om anderen de doden enz.
- Op regelmatige tijdstippen vergaderden heksen om godslasterlijke rituelen uit te voeren. Eerst stonden die bijeenkomsten bekend als ‘synagogen’, later als sabbats’, een verwijzing naar de joodse sabbat.
- Grotere sabbats werden drie of vier keer per jaar gehouden en daar kwamen heksen vanuit alle hoeken van het land naartoe.
- Sabbats verliepen ‘s nachts en werden voor de ochtend beëindigd. Heksen kozen daarvoor kerkhoven uit, kruispunten van wegen, of een plaats aan de voet van een galg.
- Om de grote afstanden naar de plaats van de sabbat te overbruggen, vlogen de heksen er naartoe. Hierbij maakten ze gebruik van vliegzalf waar ze zich mee insmeerden. Zo vlogen ze het raam van hun slaapkamer uit, al dan niet gezeten op een demonische ram, geit, varken of zwart paard. Voor hetzelfde doel werden ook stokken, schoppen, bezems en dergelijke gebruikt.
- Tijdens de sabbat zetelde de duivel op een ebbenhouten troon, nu niet in de gedaante van een man, maar van een monsterlijk hybride wezen, half man, half geit: een afschuwelijke zwarte man met enorme hoorns, vlammende ogen, een geitensik, de poten van een geit, vaak ook afgebeeld met vogelklauwen in plaats van met handen.
- Het ritueel op de sabbat, de duivelsverering, was antichristelijk. De heksen moesten voor de duivel neerknielen en hem ‘Heer’ noemen. De hele dienst’ was een parodie op de christelijke dienst, evenals het kussen van de duivel op drie plekken -linkervoet, anus en geslachtsdeel- een parodie was op de eucharistie.
- Na de ceremonie eindigde de sabbat in een orgie, waarbij eerst een maaltijd werd geserveerd met weerzinwekkende substanties zoals rotte vis , bedorven vlees en babyvlees. De heksen vormden een kring rond een heks in het midden (gebukt, met een kaars in haar anus) en dansten op het geluid van drums, trompetten en fluiten rond haar. Langzaamaan werd de dans extatischer en ontaardde het feest in sodomie en incest waarbij alles toegelaten was. De duivel zelf copuleerde met iedere vrouw, man en kind.
- Bij het naar huis sturen van zijn onderdanen gaf de duivel hen de opdracht mee om zo veel mogelijk maleficium uit te oefenen tegen hun christelijke buren.
Heksen werden dus in de opvatting van de heksenvervolgers in de vroegmoderne tijd beschouwd als een collectiviteit, een groep die regelmatig samenkwam met de bedoeling de christelijke leer te schande te maken. Maleficium zelf beoefenden ze dan weer individueel. Heksen waren voor hen een sekte van duivelsaanbidders.
De heks als lid van een religieuze sekte
[bewerken]Het idee dat er vroeger een sekte, een groep van heksen had bestaan met een eigen religie zou nog lang invloed uitoefenen op de theorievorming rond hekserij. Ook toen ernstige research van start ging in de 19e eeuw bleven onderzoekers argumenteren dat er werkelijk sprake geweest was van een sekte heksen die door de autoriteiten in de 15e, 16e en 17e eeuw (en soms in vroegere perioden) vervolgd werd. Dit was in vergelijking met de opvattingen over de heks in de 18e eeuw een hele verandering. Weinig erudiete personen zouden toen geloof hebben gehecht aan het bestaan van een dergelijke religieuze groep die vervolgd werd. Een verschil met de 16e-eeuwse opvattingen over de heks, was dat 19e-eeuwse onderzoekers niet langer geloofden dat heksen al die dingen deden die van heksen in de 16e eeuw geloofd werden. Er werd niet over het 'vliegen van heksen' naar de 'sabbats' gesproken, en ook niet dat de 'duivel' zich bij die gelegenheden incarneerde en heerschappij uitoefende over de heksen. Wat wel overeind bleef in hun visie was dat heksen in groepen georganiseerd waren en leiders hadden, dat ze een religieuze cultus hadden die onchristelijk (of voorchristelijk) was, en dat ze daarvoor af en toe 's nachts verzamelden op afgelegen plaatsen om niet ontdekt te worden. Daar voerden ze dan hun rituelen uit. Deze visie, die aan belangrijke universiteiten in Europa en Noord-Amerika werd aangehangen, stelde dat het 16e-eeuwse beeld van de heks zoals weergegeven in de documenten van heksenrechtspraak een verwrongen voorstelling bood van de 'echte' heksencultus en van vergaderingen die werkelijk hadden plaatsgevonden. Zelfs nu zijn er nog veel mensen van allerlei slag, ook onder intellectuelen, die geloven dat er werkelijk een georganiseerde heksencultus is geweest.
Als 'stichter' of inspirator van deze school die overtuigd is van het werkelijke bestaan van georganiseerde heksengroepen, wordt soms de Italiaanse geestelijke Girolamo Tartarotti-Serbati genoemd, die in 1749 Del Congresso delle Lamie publiceerde. Ook de grote Duitse folklorist Jacob Grimm wordt genoemd, omwille van bepaalde passages in zijn Deutsche Mythologie uit 1835. Maar uiteindelijk trokken deze twee slechts de aandacht op het feit dat volksgeloof uit voorchristelijke tijden had bijgedragen aan het stereotype van de heks. Geen van beiden stelde dat de grote heksenvervolging gericht geweest zou zijn tegen een antichristelijke sekte.
De eerste moderne onderzoeker die deze visie naar voor bracht was Karl Ernst Jarcke.
Karl Ernst Jarcke en natuurreligie
[bewerken]Karl Ernst Jarcke, professor aan de universiteit van Berlijn, argumenteerde na het bestuderen van documenten in verband met een 17e eeuws Duits heksenproces dat hekserij bovenal een natuurreligie was die eens de religie was geweest van alle heidense Duitsers. Na de vestiging van het christendom was deze religie onder het volk blijven bestaan met haar sacramenten en ceremonieën, maar in een gewijzigde vorm. De kerk veroordeelde deze religie als duivelverering. Tot de kern van dit heidense geloof behoorden volgens Jarcke 'geheime kunsten om de natuur te beïnvloeden', waarbij volgens de kerk beroep werd gedaan op de duivel. Stilaan begon ook onder het volk de overtuiging te heersen dat dergelijke praktijken als een dienst aan de duivel waren te beschouwen. Een initiatie in die kunsten kreeg zo mettertijd de betekenis van bewust kiezen voor het kwaad en het uitoefenen van maleficia.
La Sorcière van Jules Michelet
[bewerken]Ook van enige invloed op de beeldvorming rond de Europese heks was het boek 'La Sorcière'[1] van de historicus Jules Michelet uit 1862. Hij verdedigde daarin de stelling dat hekserij voortgekomen was uit protest van middeleeuwse lijfeigenen tegen de verstikkende sociale orde. Volgens hem hielden ze geheime nachtelijke bijeenkomsten waarop heidense dansen werden uitgevoerd en satires opgevoerd over heren en priesters. Dit zou al vanaf de 12e en 13e eeuw hebben plaatsgevonden. Michelet noemt de sabbat de 'zwarte mis', met als middelpunt niet de duivel, maar een vrouw "met het gezicht als Medea" en een tragische, diepe blik die geboren was uit lijden. Deze romantische figuur was de priesteres van de cultus, waarvan Michelet zegt dat ze het hele gebeuren van de sabbat heeft uitgevonden en georganiseerd. Een grote houten figuur met hoorns en een geërecteerde penis stelt in de ceremonie Satan voor, 'de grote lijfeigene in opstand'. De priesteres copuleert tijdens het ritueel ook met Satan en ontvangt zo zijn geest. Michelets visie week dus op een aantal punten af van het 'traditionele' 16e-eeuwse verhaal. Nieuwe elementen zijn de theorie van de opstand der lijfeigenen, de figuur van priesteres, de zwarte mis die op de rug van een vrouw wordt gevierd. We vinden in Michelets werk ook verwijzingen naar een vruchtbaarheidscultus die een goede oogst wilde verzekeren. Het is een romantische visie op hekserij die twee onderdrukte groepen, vrouwen en lijfeigenen, wilde rehabiliteren.
The Golden Bough van James Frazer
[bewerken]The Golden Bough (De Gouden Tak) van James Frazer werd voor het eerst gepubliceerd in 1890. Het is een antropologisch werk dat een sterke invloed uitoefende op zowel intellectuelen als kunstenaars die geïnspireerd werden door Frazers theorieën over vruchtbaarheidscultussen. Het werd heruitgegeven in 12 delen die tussen 1907 en 1915 verschenen. Heel wat gebruiken en rituelen werden nu zoals Frazer deed geïnterpreteerd als magische handelingen die bedoeld waren om bijvoorbeeld het groeien van gewassen en het kweken van dieren te garanderen. Deze theorie werd ook toegepast op de Europese hekserij en dan met name in het werk van Margaret Murray.
The Witch-Cult in Western Europe van Margaret Murray
[bewerken]The Witch-Cult in Western Europe van Margaret Murray verscheen in het jaar 1921, op een ogenblik dat de invloed en het succes van The Golden Bough op zijn hoogtepunt was. Margaret Murray werd in universitaire kringen gevierd als de expert op gebied van westerse hekserij. Ze schreef in de periode 1929 tot 1968 het artikel over hekserij in de opeenvolgende edities van de Encyclopedia Britannica en haar theorieën riepen feitelijk weinig academische weerstand op. Nog in 1962 werd haar hoofdwerk herdrukt door The Oxford University Press. Murrays theorie, zoals ze die uiteenzette in dit boek en in het daaropvolgende The God of the Witches (1933) kwam op het volgende neer:
- Tot aan de 17e eeuw bestond er een religie, veel ouder dan het christendom, die zowat over heel West-Europa aanhangers had, zowel onder het gewone volk als onder de heersende klasse.
- Centraal stond de verering van een gehoornde god met twee gezichten, bij de Romeinen gekend als Dianus of Janus. (Deze cultus van Dianus was van het type dat door James Frazer uitvoerig beschreven werd in The Golden Bough).
- De gehoornde god representeerde de cyclus van oogsten en seizoenen. Van hem werd geloofd dat hij periodisch stierf en terug tot leven kwam.
- De gehoornde god vertegenwoordgde zichzelf op aarde door uitgekozen menselijke wezens. Tot deze uitverkozenen zouden een aantal beroemdheden behoord hebben zoals William Rufus, Thomas Becket, Jeanne d'Arc en Gilles de Rais. Allen stierven een dramatische dood die echter slechts een ritueel offer was om de heropstanding van de god en de hernieuwing van de aarde te verzekeren.
- In de dorpen zat de gehoornde god de heksenvergaderingen voor. Voor christelijke observators van dit gebeuren leken de heksen daar de duivel te aanbidden, terwijl het in werkelijkheid om de verering van de voorchristelijke god Dianus ging.
- Het bewaren van deze oude religie viel toe aan een ras van oorspronkelijke bewoners, klein van gestalte, die telkens verdreven waren door telkens weer andere invallers. Dit zou ook aan de oorsprong liggen van de verhalen over feeën, kabouters en andere kleine volken. Deze wezens waren heel schuw maar waren toch in staat om hun religie aan gewone mensen door te geven. De heksen waren hun leerlingen en zo ook de erfgenamen van de oude religie.
- Volgens Murray bestonden de (lokale) covens steeds uit dertien leden, waarvan twaalf gewone mannen en vrouwen, en één officier (officer). Alle leden waren verplicht om een wekelijkse vergadering (door Murray 'esbats' genoemd) bij te wonen, alsook de grotere sabbats.
- Er heerste een strenge discipline in de covens, en wie een vergadering miste of zich aan iets anders schuldig maakte, kon zwaar gestraft worden, soms zelfs tot de dood erop volgde.
- De organisatie en structuur was zo goed dat het christendom pas met de reformatie een sterkere greep kreeg op de bevolking. Daarvoor was een regelrechte aanval nodig op de invloedrijke rivaal, en dat gebeurde met de grote heksenvervolging.
Margaret Murrays theorie kreeg vanaf de jaren 1920 van verschillende kanten kritiek, bijvoorbeeld van George Lincoln Burr, Hugh Trevor-Roper en recenter van Keith Thomas. Andere academici echter hielden vol dat niettegenstaande de overdreven stellingen er toch een kern van waarheid in haar theorie zat. Een ervan was Arno Runeberg die in zijn boek Witches, Demons and Fertility (1947) wees op een aantal 'gewone' elementen die werden aangehaald bij beschrijvingen van sabbats, en die niets fantastisch hadden. Het ging volgens hem om werkelijke samenkomsten die later onder invloed van de verbeelding tot fantasmagorie werden veranderd.
Theorieën over hekserij
[bewerken]Alan Macfarlane over de definitie van hekserij
[bewerken]In zijn boek Witchcraft in Tudor and Stuart England uit 1970 onderzoekt sociaal-antropoloog Alan Macfarlane van de Universiteit van Cambridge de omstandigheden die leidden tot het geloof in hekserij in Engeland. Hij buigt zich ook over de problemen die hedendaagse historici ondervinden bij het zoeken naar een goede definitie van hekserij.
Het klassieke onderscheid tussen hekserij (witchcraft) en tovenarij (sorcery) werd in 1937 gemaakt door prof. Evans-Pritchard in Witchcraft, Oracles and Magic Among the Azande over de Afrikaanse stam van de Azande. Het onderscheid dat Evans-Pritchard maakt is dat tovenaars 'handelen' en manipuleren met behulp van riten, medicijnen en bezweringen, terwijl heksen invloed uitoefenen zonder hulpmiddelen, uitsluitend puttend uit hun psychische kracht. Een persoon IS dus een heks en is zich soms zelfs niet bewust van zijn of haar kracht. Hij of zij is als het ware slechts een vehikel voor een kracht, groter dan de zijne of de hare.
- Alan Macfarlane meent dat dit onderscheid niet altijd geldig is en werkt wanneer andere samenlevingen dan die van de Azande worden beschouwd. De Azande zelf hebben niet steeds heksen die aan deze criteria beantwoorden. Toch is het bijvoorbeeld in het Essex (Engeland) uit de tijd van de Tudors en de Stuarts een bruikbaar instrument gebleken.
Andere onderzoekers baseerden hun definitie op het werk van christelijke demonologen van het Europese vasteland. Weer anderen weer op dat van het volksgeloof. Macfarlanes conclusie is dat:
- alhoewel antropologen enkele bruikbare analytische onderscheidingen hebben gemaakt, deze niet echt van nut zijn in een aantal samenlevingen;
- woorden zoals 'hekserij' en 'tovenarij' (witchcraft and sorcery) in verschillende betekenissen gebruikt werden in het 17-eeuwse Engeland.
Om verwarring te vermijden stelt hij voor om "hekserij" (witchcraft) te definiëren als het streven naar het toebrengen van schade door impliciete/interne middelen (niet zichtbaar), terwijl "Witte hekserij" (white witchcraft) goede werkingen beoogt door middel van expliciete (zichtbare) middelen.
Evans-Pritchard over de functie van hekserij in gemeenschappen
[bewerken]- in gemeenschappen die geloven in hekserij biedt het een verklaring voor fenomenen die anders niet verklaard kunnen worden zoals ziekten, ongevallen en onverwachte gebeurtenissen
- het kan een instrument zijn ter sociale controle: bij antisociaal of afwijkend gedrag riskeert de overtreder beschuldigd te worden als heks en stelt zich daardoor buiten de gemeenschap, wat een afdoend afschrikmiddel is.
- het geloof in hekserij bevordert volgens antropologisch onderzoek in een gemeenschap voorzichtige relationele omgang. Niemand weet immers precies wie er een heks is en wie niet. [2]
Brian A. Pavlac over de oorsprong en de oorzaken van de heksenvervolging
[bewerken]Over de mogelijke oorzaken van de heksenvervolgingen in Europa verschillen historici nogal van mening. Brian A. Pavlac[3] onderscheidt tien verschillende categorieën van theorieën:
- Ziektetheorieën (Illness theories): hieronder vallen massahysterie, waandenkbeelden e.d. bij de heksenvervolgers, alsook fysieke aandoeningen zoals syfilis, hallucinaties door het eten van door moederkoren aangetast brood of paddenstoelen, nachtschade enz. Een en ander het valt echter moeilijk te rijmen met de grote aantallen van heksenjagers die mentaal labiel zouden zijn.
- Locatiegebondenheid (The Geographic Origins Theories):heksenvervolgingen zouden vooral plaatsgevonden hebben in bergachtige streken, zoals de Alpen en de Pyreneeën of ontstaan zijn in regio's die voordien economisch zelfvoorzienend waren en nu in economische problemen kwamen.
- De hebzuchttheorie (The Greed Theory): de heersende elite zou aangezet hebben tot heksenvervolgingen om bezittingen te kunnen inpalmen.
- De theorieën van de religieuze rebellie (The Religious Rebellion Theories): enerzijds de satanische en anderzijds de heidense rebellie tegen het gevestigd geloof die voor waar worden aangenomen. Echter: voor de 19e eeuw zijn geen satanvereringen bekend en ook de overleving van het heidendom door de eeuwen heen (de theorie van Margaret Murray) is niet onomstreden.
- De theorie van geloofsconflicten (The Confessional Conflict Theory), waardoor protestanten en katholieken elkaar in de periode van de Reformatie wederzijds van hekserij beschuldigden. Het is echter weinig geloofwaardig dat aanhangers van het christendom tot deze praktijk zouden zijn overgegaan.
- De rampentheorie (The Disaster Theory) waarbij bovennatuurlijke krachten als oorzaak zouden zijn aangewezen bij grote rampen zoals epidemieën, storm en hongersnood. Waarom nu precies heksen zouden zijn aangewezen in een bepaalde periode, is niet duidelijk.
- De (onjuiste) samenzweringstheorie (The (Mistaken) Conspiracy Theory): stelt dat in de late middeleeuwen een vrij beperkte religieuze elite de theologische theorie zou hebben verspreid dat een sekte bestaande uit door demonen geholpen heksen met het christendom wilde concurreren. Beïnvloed door deze denkbeelden zouden overheden ingegrepen hebben. Dat kleine groeperingen met deze denkbeelden zo'n invloed met verstrekkende gevolgen zouden, hebben kunnen uitoefenen is niet erg waarschijnlijk.
- De theorie van sociale controle en staatsvorming (The Social Control or State-building Theory) waarbij vroegmoderne regeringen de angst voor hekserij zouden uitgebuit hebben om een steviger centraal gezag uit te bouwen. Een gelijkaardige theorie die in de 19e eeuw populair werd, was dat de kerk zelf het idee van heksen verspreid zou hebben om zichzelf te verrijken en tegenstanders gemakkelijk uit de weg te kunnen ruimen.
- De Sociaal functionalistische of sociale beschuldigingstheorie (The Social Functionalist or Social Accusations Theory): personen die anderen beschuldigden een heks te zijn hadden daar zelfzuchtige motieven bij, bijvoorbeeld om maatschappelijk aanzien te verwerven. Het vervolgen van heksen zou ook de banden van een samenleving verstevigd hebben en het was een excuus om zich te ontdoen van zwakkeren, zieken en marginalen.
- De misogynie-theorie (The Misogyny Theory:): vaak naar voren gebracht door feministische schrijvers, dat beschuldigingen van hekserij een middel waren om vrouwen maatschappelijk te kunnen blijven onderdrukken. De verbinding van vrouwen met volkse magie en genezing, en de veranderende opvattingen over hun sociale en economische plaats in het vroegmoderne Europa zorgde voor spanningen die resulteerden in heksenvervolgingen.
Christina Larner over drie types van hekserij
[bewerken]Sociologe Christina Larner (1933-1983) werd beschouwd als de meest vooraanstaande expert van de geschiedenis van de hekserij in Schotland. Haar publicaties over hekserij: Enemies of God: The Witch Hunt in Scotland (1981) en Witchcraft and Religion: The Politics of Popular Belief (1984) waren bijzonder invloedrijk en zorgden ervoorat de studie van de geschiedenis van de hekserij een aanvaard academisch onderzoeksgebied werd. In 1974 publiceerde zij in het tijdschrift New Society "Is all witchcraft rally witchcraft?"[4] Om de vergelijkende studie van hekserij[5] een stap vooruit te brengen maakte zij hierin onderscheid tussen drie soorten van hekserij: Type A, Type B en Type C.
- Type A- hekserij is maleficium, de eenvoudigste vorm van hekserij. Het kan zowel betrekking hebben op tovenarij - de fysieke manipulatie van objecten en/of bezweringen met woorden - en hekserij - het schade toebrengen aan anderen door krachten geactiveerd door haat.
- Type B- hekserij is verdrag-hekserij, (compact witchcraft) waarbij een pact gesloten wordt met Satan, de christelijke duivel. Volgens Larner is hier de scheidingslijn tussen 'witte magie' (genezend) en 'zwarte magie' (maleficium, schadend) veel vager, omdat niet duidelijk is of de verworven krachten ten goede of ten kwade zullen gebruikt worden.
- Type C- hekserij is sabbat-hekserij (sabbath witchcraft). Het zou kunnen beschouwd worden als een uitbreiding van verdrag-hekserij, maar de toevoeging van de sabbat maakt het verschil. Het combineert het idee dat heksen een pact met de duivel sluiten met het idee dat ze contact zoeken met andere heksen om hem te vereren. Deze combinatie is in Europa zelfs gebruikelijker dan het pact met één heks. Heksensabbats of meetings komen ook voor in niet-christelijke, primitieve culturen waar pacts met één persoonlijke duivel onbekend zijn.
Types A en C worden vervolgens verder onderverdeeld:
- Type A (Maleficium):
- Bij Type A1 wordt de heks beschuldigd van daden van maleficium.
- Type A2 representeert de complicaties die optreden wanneer maleficium in contact komt met een wettelijk systeem dat een bestaande formule heeft om de betekenis van maleficium te duiden.
- Type a1 stelt genezing voor (curing), de keerzijde van de macht tot maleficium.
- Type a2 wijst op genezing in een maatschappij die waarschijnlijk deze vorm van hekserij evengoed zal bestraffen als maleficium.
- Type C (Sabbath witchcraft)
- Type C1 zijn alle heksenmeetings
- Type C2 zijn meetings waar de duivel bij is, in gelijk welke vorm.
- Type C3 is een gewilde omkering van de christelijke verering: de Satanische zwarte mis.
J. D. Krige over de sociale functie van hekserij
[bewerken]Bronislwaw Malinowski over hekserij als mimetische representatie
[bewerken]Monica Hunter-Wilson over de relatie hekserij en sociale structuur
[bewerken]Max Marwick over hekserij als sociale spanningmeter
[bewerken]- ↑ La Sorcière van Jules Michelet: originele Franse tekst is te downloaden op deze website
- ↑ Onderzoek van E.Evans-Pritchard over hekserij bij de Azande in Afrika.
- ↑ Brian Pavlac,Chair of History Department, King's College, Pennsylvania (VS): De genoemde theorieën zet hij uiteen op deze website: Ten General Historical Theories about the Origins and Causes of the Witch Hunts,
- ↑ New Society, vol. 30, 1974, p.81-83
- ↑ Christina Larner bedoelt hiermee de vergelijkende studie tussen hekserij van pre-industrieel Europa en die van primitieve maatschappijen.