Filosofisch woordenboek/D
Uiterlijk
- Daoïsme: zie taoïsme.
- Daoïst: zie taoïst.
- Demiurg: bij Plato (zie de dialoog Timaeus) een godheid die orde schept in de chaos en de materiële wereld en het universum bouwt met het aanwezige materiaal. Daarbij baseert hij zich op de Ideeën (Vormen) die hij als een soort perfect model gebruikt, op de manier dat een metselaar of timmerman zich op het plan van een architect baseert voor de constructie van een huis.
- Democratie - Een staatsvorm waarbij het volk zelf via verkiezingen vertegenwoordigers kiest die mogen besturen. Er is ook een bestuursvorm mogelijk waarbij het volk 'direct' betrokken is bij beslissingen, wat directe democratie genoemd wordt.
- Deontologie - (van het Griekse δέον "plicht" en λογία "rede") ofwel plichtethiek - Een ethisch-filosofische stroming die handelingen op basis van hun intrinsieke aard als goed of verkeerd bestempelt, ongeacht de consequenties. Het tegenovergestelde is consequentialisme.
- Determinisme - - De opvatting dat alle mogelijke gebeurtenissen en toestanden - inclusief het hele heelal en verschijnselen als het menselijk denken - het resultaat zijn van iets anders dat eerder heeft plaatsgevonden. Het tegengestelde is indeterminisme.
- Dharma - Binnen de metafysica van de Indiase filosofie de benaming voor bepaalde onbezielde zaken waarvan men zich geen voorstelling kan maken en die het meest wezenlijke bestanddeel van alles vormen, inclusief alle levende wezens en goden. Het leven zelf is dus ook een aaneenschakeling van dharma's. Zie ook dharmawiel.
- Dialectiek - In de klassieke opvatting van de Oud-Griekse filosofie zoiets als 'kunst van het debat', ofwel het bereiken van wetenschappelijk inzicht door algemeen aanvaarde stellingen aan systematische analyse en kritiek te onderwerpen, een methode die met name voor Socrates zeer belangrijk was. Bij Hegel en Marx in de 19e eeuw heeft het te maken met de opheffing van de voortdurende strijd tussen tegenstellingen in zowel denken als werkelijkheid.
- Dianoia - een term die Plato gebruikt voor een soort denken, specifiek over wiskundige en technische onderwerpen. Het is het vermogen tot, het proces van, of het resultaat van discursief (redenerend) denken, waarmee het in tegenstelling staat tot het directe begrip dat kenmerkend is voor nous.
- Digambar - een van de twee belangrijkste scholen van het jaïnisme (de andere is Shvetambar). Jaïnistische monniken dragen geen kleren, omdat dit wordt beschouwd als parigraha (bezit), wat uiteindelijk leidt tot gehechtheid.
- Diogenes -een Oudgrieks Cynisch filosoof uit de 4e eeuw v.Chr. Diogenes maakte van armoede een deugd. Hij bedelde om te overleven en sliep vaak in een grote aardewerken pot op de markt. Hij werd berucht vanwege zijn filosofische stunts, zoals het dragen van een lamp gedurende de dag, waarbij hij beweerde een eerlijk mens te zoeken. Samen met Antisthenes en Crates van Thebe wordt Diogenes beschouwd als een van de grondleggers van het cynisme. Hij liet zelf geen geschriften na. Wat we weten over Diogenes (anekdotes over zijn leven en uitspraken die aan hem zijn toegeschreven) is bijeengesprokkeld uit een aantal teksten uit de klassieke oudheid.
- Dogmatisme - De filosofische stroming die streeft naar een allesomvattend en volledig vaststaand eindoordeel. Het tegengestelde is scepticisme.
- Dualisme - Het idee van een scheiding tussen de ideeënwereld en de wereld van de zintuiglijke waarneming, ofwel tussen het materiële en het immateriële, m.a.w. het idee dat alles in twee fundamentele entiteiten uit elkaar valt. De bekendste versie van dit concept is die van de Franse wiskundige en filosoof René Descartes (1596-1650), voor wie ook de geest een substantie is. Zie ook monisme en pluralisme.
- Duits idealisme - Stroming die aan het eind van de 18e eeuw in Duitsland is ontstaan en daarom ook wel Duits idealisme wordt genoemd. Centraal staat de gedachte dat alleen over de eigen gevoelens en ideeën rechtstreekse kennis mogelijk is en uitwendige objecten alleen indirect worden waargenomen. Hegel onderscheidde verder het subjectief idealisme (waarin het menselijk bewustzijn centraal staat en als bron voor andere materie wordt gezien) van het objectief idealisme (waarin wordt uitgegaan van materie die losstaat van het menselijk bewustzijn) en plaatste daarboven nog het absoluut idealisme.