Esperanto/Grammatica/Werkwoorden
Werkwoorden
[bewerken]Uitgangen
[bewerken]Werkwoorden geven door middel van een uitgang aan in welke toestand ze bedoeld zijn. Ze worden dus uitsluitend vervoegd naar tijd; voor de afzonderlijke personen is er geen aparte vervoeging. Estas kan dus bijvoorbeeld zowel "ik ben" als "jij bent", "hij/zij/het is", "wij zijn", "jullie zijn" en "zij zijn" betekenen. Om de betekenis van de zin te verduidelijken moet er - anders dan in talen zoals het Latijn, Spaans of Pools - daarom altijd een onderwerp bij de persoonsvorm staan.
Uitgang Uitleg Voorbeeld -i basisvorm
(onbepaalde wijs; het hele werkwoord)esti - zijn
skribi - schrijven-as tegenwoordige tijd
(heden)estas - ben/bent/is/zijn
skribas - schrijf(t)/schrijven-is verleden tijd
(verleden)estis - was/waren
skribis - schreef/schreven-os toekomende tijd
(toekomst)estos - zal/zullen zijn
skribos - zal/zullen schrijven-us voorwaardelijke wijs
(wat als?)estus - zou/zouden zijn
skribus - zou/zouden schrijven-u gebiedende wijs
(wensend)estu silenta - wees stil
skribu - schrijf!
Samengestelde werkwoordconstructies
[bewerken]Samengestelde werkwoordconstructies bestaan uit een hoofd- en een hulpwerkwoord. Voor het hoofdwerkwoord wordt altijd het 'hele werkwoord' (de onbepaalde wijs) gebruikt. Deze samengestelde werkwoordconstructies worden bijvoorbeeld gebruikt bij de werkwoorden povi (kunnen), devi (moeten) en voli (willen).
- Mi volas manĝi. - Ik wil eten.
- Mi ne povis veni. - Ik kon niet komen.
- Mi devos labori. - Ik zal moeten werken.