Esperanto/Grammatica/Bijwoorden

Uit Wikibooks
  1. Grammatica
    1. Uitspraak
    2. Zelfstandig naamwoord
    3. Bijvoeglijk naamwoord
    4. Meervoud
    5. Lijdend voorwerp
    6. Lidwoord
    7. Werkwoorden
    8. Bijwoorden
    9. Voorzetsels
    10. Woorden vormen
    11. Eigennamen
    12. Zinnen
  2. Gebruik
    1. Landen van Europa
  3. Geschiedenis
    1. Toespraak Zamenhof
  4. Waarom zou je Esperanto leren?


Bijwoorden[bewerken]

Bijwoorden zijn woorden die iets aangeven van de manier waarop iets plaatsvindt, het gaat dan met name om de wijze, de plaats, de tijd of de mate. Het bijwoord heeft betrekking op een werkwoord, of een bijvoeglijk naamwoord.

vaste bijwoorden[bewerken]

ankoraŭ - nog, nog een keer almenaŭ - tenminste, op zijn minst apenaŭ - bijna niet, nauwelijks
baldaŭ - gauw, spoedig preskaŭ - bijna eĉ - zelfs
jam - al jen - hier is, zie hier ĵus - zojuist
morgaŭ - morgen hodiaŭ - vandaag hieraŭ - gisteren
nun - nu nur - slechts, enkel, alleen maar plu - meer, verder
tre - erg, zeer tro - te, te veel tuj - dadelijk, zo, onmiddellijk, aanstonds, subiet
for - weg

bijwoorden gevormd door een achtervoegsel[bewerken]

Het is ook mogelijk van andere woorden bijwoorden te maken door de uitgang -e te gebruiken. De betekenis van het basiswoord bepaalt dan, of het bijwoord een plaats, een tijd, een wijze of een hoeveelheid aanduidt.

rapida - snel, vlug, vlot, rap rapide - snel, vlug, vlot, rap
skribi - schrijven skribe - schriftelijk, door middel van schrijven (manierbijwoord)
hejmo - een thuis hejme - thuis
nokto - nacht nokte - 's nachts
multaj - veel, velen multe - veel
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.