Nieuwgrieks/Syntaxis van de zin
Op deze pagina bespreken we een aantal eigenschappen die voor alle soorten zinnen gelden. Voor zinnen met voegwoorden verwijzen we naar de pagina over samengestelde zinnen.
Vraagzinnen
[bewerken]In het Grieks heeft een vraagzin met een ja/nee-antwoord identiek dezelfde vorm als een stellende zin, enkel aan de gebruikte toonhoogte hoor je het verschil:
- πηγαίνει σχολείο. "hij gaat naar school"
- πηγαίνει σχολείο; "gaat hij naar school?"
Voor de overige vraagzinnen kijk je best op de pagina over vragende voornaamwoorden.
Werkwoorden met een meewerkend voorwerp
[bewerken]De voornaamste werkwoorden in deze categorie zijn:
- δίνω "geven"
- δείχνω "tonen"
- στέλνω "zenden"
- λέω "zeggen"
- χαρίζω "schenken"
- αγοράζω "kopen"
- διηγούμαι "vertellen"
Het lijdend voorwerp staat bij deze werkwoorden steeds in de accusatief. Het meewerkend voorwerp kan door een genitief weergegeven worden
- δίνω της Μαρίας τη φωτογραφία "ik geef Maria een foto"
maar meestal gebruiken we het supervoorzetsel σε (zie de pagina over lidwoorden):
- στέλνω στον Γιάννη ένα γράμμα "ik stuur Jan een brief"
De woordvolgorde is als we σε gebruiken zeer vrij:
- στέλνω ένα γράμμα στον Γιάννη "ik stuur een brief aan Jan"
- ένα γράμμα στέλνω στον Γιάννη "een brief stuur ik aan Jan"
- στον Γιάννη στέλνω ένα γράμμα "aan Jan stuur ik een brief"
het werkwoord αρέσω
[bewerken]Het werkwoord αρέσω "bevallen, behagen" kan je zowel persoonlijk als onpersoonlijk gebruiken.
Als we het persoonlijk gebruiken dan kan je het in alle personen van het enkelvoud en het meervoud vervoegen en drukken we aan wie je bevalt uit met σε:
- αρέσω στον Πέτρο "ik beval aan Peter" d.w.z. "Peter vindt mij leuk"
- αρέσεις στη Μαρία "jij bevalt aan Maria" d.w.z. "Maria vindt jou leuk"
We kunnen deze constructie enkel gebruiken bij een levende wezens.
Bij het onpersoonlijk gebruik daarentegen gebruiken we enkel de derde persoon enkelvoud en meervoud, voor αρέσει of αρέσουν plaatsen we een bezittelijk voornaamwoord en erna wat je bevalt in de nominatief als het een ding is:
- μου αρέσει αυτός ο καιρός "mij bevalt dit weer" d.w.z. "ik hou van dit weer"
- σου αρέσουν τα μακαρόνια "jou bevalt macaroni" d.w.z. "jij houdt van macaroni"
- τους αρέσουν τα λουλούδια "hen bevallen bloemen" d.w.z. "zij houden van bloemen"
of in de aanvoegende wijs als het om een handeling gaat:
- μας αρέσει να χορεύουμε "ons bevalt het dansen" d.w.z. "wij houden van dansen"
In deze laatste constructie is de persoon van het werkwoord in de aanvoegende wijs gelijk aan de persoon van het bezittelijk voornaamwoord (dus hier beide eerste persoon meervoud μας en -ουμε).