Leer jezelf ecologisch tuinieren/Stekken
Het stekken van planten is een van de vegetatieve vermeerderingswijzen van planten.
In principe kunnen alle plantendelen hiervoor gebruikt worden. Tussen plantensoorten zijn er verschillen in welke plantendelen het best hiervoor gebruikt kunnen worden. Om een betere beworteling te krijgen wordt vaak gebruikgemaakt van een stekpoeder, waarin één of meer groeistoffen zitten. Soms lukt het stekken alleen als de luchtvochtigheid hoog is. Er wordt dan onder verneveling gestekt.
Stekleveranciers knippen hun stek van moerplanten, dit zijn grote planten met veel goede eigenschappen. Van één moerplant wordt ongeveer 3 maanden gesnoeid.
Scheutstek
[bewerken]Een stengeltop wordt in de grond gestoken. Vooral bij houtige gewassen is het belangrijk dat de stek in het juiste groeistadium genomen wordt. Bijvoorbeeld het al of niet verhout zijn of het voldoende uitgerijpt zijn van de scheut is dan belangrijk. Een ander woord voor scheutstek is stengeltop.
Stengel- of takstek
[bewerken]Een deel van de stengel of tak wordt in de grond gestoken. Bij takstek, meestal houtstek genoemd, is het belangrijk dat de stek goed uitgerijpt is. Er moet op gelet worden dat de stengel of tak niet ondersteboven in de grond gestoken wordt. Een oogstek is een stengelstek met slechts één oog.
Er bestaan bedrijven die zich uitsluitend bezighouden met het leveren van dit type ongewortelde stekken. Deze worden door deze bedrijven van hun moederplanten geknipt en direct op transport naar de klant gezet.
Bladstek
[bewerken]Een blad wordt met de bladvoet in de grond gestoken of plat op de grond gelegd. Soms wordt het blad in stukjes gesneden en deze stukjes worden dan op de grond gelegd.
Wortelstek
[bewerken]Een deel van de wortel wordt in de grond gelegd. Wortelstekken wordt vooral gebruikt bij kruipende wortels, zoals munt (Menta spp.), zeepkruid (Saponaria officinalis), bergamot (Monarda didyma) en kruiden met penwortels zoals de mierikswortel. Pak een wortel van een muntplant etc. en knip hem in kleine stukjes van ongeveer 3 á 6 cm. Probeer hierbij bij een beginnende loot te knippen. Vervolgens poot je deze wortelstekjes in een bak met stekcompost. Deze bak hoeft niet afgedekt te worden, maar de grond moet wel vochtig blijven. Wanneer er bladeren gevormd zijn, kan je de stekjes uitplanten. Deze stekjes zijn erg klein en teer, voorzichtig dus. Na een jaar heb je weer jonge planten.
Het zogenoemde scheuren is ook een wortelstek. Dit kan je doen met bijvoorbeeld een (bessen)struik. Graaf de struik uit en splits de wortelkluit in twee delen. Beide delen plant je opnieuw. Snoei de struik wel wat terug.
Afleggen
[bewerken]Hierbij wordt een stengel of tak naar de grond gebogen en wordt op een deel ervan grond gelegd. Soms kan de plant of struik ook aangeaard worden, waarna aan de basis van de stengels of takken beworteling plaatsvindt. Afleggen is een methode die de aardbeiplant van nature doet. Buig bijvoorbeeld bij een (bessen)struik een twijg naar beneden en overdek die een stukje voor de top met aarde. Zet het takje vast met een tentharing zodat die niet terugschiet. De twijg zal wortels vormen en er groeit een nieuwe struik. Als dat gaat gebeuren verbreek je de verbinding met de moederstruik.
Marcotteren
[bewerken]Wordt ook wel Japans- of luchtafleggen genoemd. De stengel wordt verwond en om de wond wordt een plastic zakje met vochtig gemaakt veenmos (Sphagnum) gebonden. Totdat er wortels gevormd zijn moet het mos vochtig gehouden worden. Soms wordt bij het afleggen ook een wond gemaakt om de wortelvorming te bevorderen.
Enten
[bewerken]Nog behandelen : driehoeksenting / kroonenten / speetenten
Oculeren
[bewerken]-
Oculatie
-
Oculeermes
-
Oculatieplek
Bij vruchtbomen, sierbomen, rozen en vele anderen planten wordt ook vaak de methode van oculeren gebruikt. Dit gebeurt vanaf eind juli tot eind september. Sommige vroege soorten worden al eerder geoculeerd. Oculatie of oogenten is het vegetatief vermeerderen van planten. Hierbij wordt het tamme oculatiehout op een wilde onderstam geplaatst. Bij het oculeren snijdt men van het tamme hout de ogen af en plaatst deze op de wilde planten. In de wilde planten wordt een T-sneetje gemaakt waar vervolgens het oogje in wordt geplaatst. Oculeren moet niet verward worden met enten. Het hout om te oculeren moeten scheuten zijn die al verhout zijn. op het hout moeten knoppen te vinden zijn. De scheuten moeten direct nadat het hout gesnoeid is van bladeren worden ontdaan. Bij elke knop moet je een stukje van de bladsteel laten zitten. Het oculatiehout kan niet lang bewaard worden. Na 24 uur moet het hout geoculeerd zijn, anders drogen de scheuten uit.
- Op een gladde (schone) plaats op de onderstam maak je met een oculeermes een T-vormige snede door de bast heen waarbij je ervoor zorgt dat de bast niet rafelt. Bij het maken lange snede van de T houd je het mes recht op de stam, bij de korte snede iets schuin.
- Vervolgens licht je de bast iets op met het oculeermes.
- Dan wordt het oculatieoog gesneden. Aan beide zijden van het oculatiehout moet een stuk bast uitsteken van ongeveer 1 á 1.5 cm. Als er nog hout achterblijft in het oog moet men dit eruit verwijderen. Het zieltje (houtsplintertje achter het oog) moet met het mes voorzichtig worden weggewipt. Het oculatieoog is nu klaar om in de T-snede gezet te worden.
- Oculatiehout en T-snede moeten dichtgebonden worden met oculeerderselastiek.
Na ongeveer 14 dagen kan je zien of de oculatie gelukt is, als het oog is vastgegroeid valt het steeltje eraf. In de volgende zomer wordt het hout van de onderstam vlak boven het oog weggesnoeid. In de loop van de zomer moet ook het zijhout verwijderd worden (wildgroei afhalen of stropen).