Astronomisch woordenboek/S
Uiterlijk
S
[bewerken]- Schijnbare zonneweg - Zie Ecliptisch vlak.
- Singulariteit - Punt in het heelal waar de entropie maximaal is. Iets anders gezegd betekent dit dat de kromming van de ruimtetijd hier zo sterk is dat de gewone natuurkundige wetten niet meer opgaan. Zie ook naakte singulariteit en zwart gat.
- Solstitium - zie zonnewende.
- Steenbokskeerkring - denkbeeldige cirkel rond de aarde op 23,439° of 23° 26′ 22″ zuiderbreedte. Deze keerkring markeert de winterzonnewende, wanneer de Zon op 22 december in het teken Steenbok staat en schijnt terug te keren naar het noorden.
- Ster - Zeer massief hemellichaam dat uit gas bestaat. Tijdens de hoofdlevensfase vindt in de kern voortdurend omzetting van waterstof in helium plaats, waardoor de ster licht en warmte uitstraalt. In volgorde van oplopende massa en temperatuur worden sterren onderverdeeld in de subklassen M, K, G, F, A, B en O. Belangrijke hoofdgroepen zijn verder de rode dwerg, rode reus, gele dwerg en de witte dwerg.
- Sterrenhoop of cluster - Groep van enkele tot een paar duizend sterren die dankzij hun onderlinge zwaartekracht zeer dicht bij elkaar blijven.
- Sterrenstelsel of melkwegstelsel - Zeer grote groep sterren die dankzij hun onderlinge zwaartekracht relatief dicht bijeen - d.w.z. ten opzichte van de rest van het heelal - blijven en rond een gezamenlijk middelpunt - vaak een kolossaal zwart gat - draaien. Het aantal sterren in de bekende sterrenstelsels loopt uiteen van 107 tot 1014.
- Supernova - Zeer energierijke ontploffing van een ster aan het einde aan zijn levensduur. Een enkele ster kan alleen in een supernova veranderen als hij minstens 8 keer zo zwaar is als de Zon. Daarnaast kan uit een dubbelster soms ook een supernova voortkomen.