Wikijunior:Westerse filosofie/Geschiedenis/Middeleeuwse filosofie
Klassieke filosofie | Middeleeuwse filosofie | Renaissancefilosofie | Moderne filosofie | Hedendaagse filosofie |
Het christendom wordt dominant Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in de 4e eeuw bekeerde tot het christendom, begon deze religie zich snel te verspreiden in de meeste delen van Europa. Het christendom werd er uiteindelijk de belangrijkste religie. Deze grote verandering in religie bracht nieuwe vragen en ideeën met zich mee, bijvoorbeeld over hoe geloof en rede, oftewel het gezond verstand, samengingen. Of over hoe God en mensen zich tot elkaar verhielden. Filosofen probeerden deze vragen te beantwoorden en te begrijpen hoe het goddelijke en het menselijke met elkaar verbonden waren. |
Boëthius Nadat het West-Romeinse Rijk in de 5e eeuw na Christus was gevallen, begonnen de middeleeuwen. Boëthius, die leefde van circa 480 tot 524 na Christus, droeg bij aan de middeleeuwse filosofie met zijn werk De Consolatione Philosophiae (Over de vertroosting der wijsbegeerte). In dit boek probeerde hij mensen te helpen die moeilijke tijden doormaakten, door hun als troost filosofische en religieuze ideeën te geven. Hij combineerde ideeën over het leven, het lot en de rol van God om mensen te helpen rust en begrip te vinden, zelfs in moeilijke tijden. Dit boek werd erg belangrijk in de middeleeuwen en heeft velen geholpen om met tegenspoed om te gaan.
|
Ambrosius van Milaan Ambrosius van Milaan was een belangrijke figuur in het vroege christendom. Hij was bisschop van Milaan en leefde van ongeveer 340 tot 397 na Christus. Ambrosius geloofde sterk in de eenheid van geloof en rede. Hij zei dat geloof in God en het gebruik van verstandelijke redenering niet tegenover elkaar stonden, maar elkaar juist konden aanvullen. Ambrosius vond het belangrijk dat mensen de Bijbel en de ideeën van de kerk bestudeerden. Maar hij vond het ook goed als mensen nadachten en andere kennis onderzochten, zoals wetenschap en filosofie.
|
Augustinus van Hippo Een belangrijk persoon in de middeleeuwse filosofie was Augustinus van Hippo, die leefde van 354 tot 430 na Christus. Hij heeft de ideeën van het christendom gemixt met die de filosofie van Plato. Het boek De Civitate Dei (De stad van God) van Augustinus was superbelangrijk in de middeleeuwen. Het heeft geholpen om het christendom te verbinden met de oude Griekse filosofie. Zo ontstond er een nieuwe manier van denken die beide combineerde. Zijn ideeën werden erg populair.
|
Thomas van Aquino Een andere belangrijke figuur was Thomas van Aquino. Hij leefde van 1225 tot 1274 en probeerde ook het christendom en de filosofie te verenigen. Thomas dacht dat het mogelijk was om met behulp van de rede dingen over God te begrijpen. Zijn belangrijkste boek heette Summa Theologica (Hoofdzaak van de theologie). Hierin liet hij zien hoe je met logisch nadenken godsdienstige dingen kon begrijpen en uitleggen. Hij gebruikte dus de rede om te praten over religieuze waarheden. Thomas dacht ook dat de filosofie van Aristoteles goed kon samengaan met het christelijk geloof.
|
Samenvattend In de middeleeuwse filosofie werd dus veel nagedacht over vragen over God, het universum en de mens. Filosofen probeerden antwoorden te vinden met behulp van zowel het geloof als het verstand. Filosofen in die tijd waren vaak diep religieus, dus geloof speelde een belangrijke rol in hun denken. Ze geloofden sterk in God en wilden begrijpen hoe God werkte, wat Zijn bedoelingen waren en hoe Hij de wereld had geschapen. Tegelijkertijd werden filosofen ook geïnspireerd door de oude Griekse filosofen zoals Plato en Aristoteles, die nadruk legden op het belang van de rede en het gebruik van het verstand om de wereld te begrijpen. |