Leer jezelf ecologisch tuinieren/Plantkunde/Bloem

Uit Wikibooks

Ecologisch tuinieren

Inleiding
De tuinkalender
Register
Wat zijn planten
Algemene begrippen
Sorteringslijsten
Grondbewerking
Plantkunde
Vermeerderen
Plantenfamilies
Geslachten
Soorten
Plantenziekten
Problemen
Het dierenleven
De moestuin
De kruidentuin
De boomgaard
De siertuin
De speeltuin
Meer plantkunde:
Anatomie
Cel
Parenchym
Collenchym
Sklerenchym
Meristeem
Zaad
Kiem
Wortel
Stengel
Tak
Knop
Blad
Bladmoes
Bladvorm
Groenblijvend
Bloeiwijze
Bloem
Vruchtbeginsel
Vrucht


Kievitsbloem
Vlezige bloembodem van aardbei; lengtedoorsnede

Een bloem is een deel van een plant, waarin de organen voor seksuele voortplanting bij elkaar staan. Lang niet alle planten hebben bloemen: bloemen zijn kenmerkend voor planten die tot de stam Angiospermae of Magnoliophyta (bedektzadigen of bloemdragende planten) behoren. Deze plantengroep omvat zeer uiteenlopende planten, van het nederige straatgras tot de omhoogrijzende Paardenkastanje.

Bloemen kunnen allerlei vormen en kleuren vertonen en zijn om die reden al sinds mensenheugenis geliefd als decoratie in huis en tuin. Bloemen vormen echter ook een belangrijk middel om plantensoorten te herkennen.

Algemene opbouw[bewerken]

Het volgende schema laat zien hoe de bloem is opgebouwd uit de bloemdelen.

Schema van een bloem
Schema van een bloem

bloemsteel (9)
bloembodem (3)
kroonbladen ook wel bloemblad genoemd (petalen) (5) en kelkbladen (sepalen) (8), samen het bloemdek (perianth)
meeldraden (androecium) bestaande uit helmdraad en helmhokjes (4)
stamper (7) - bestaande uit stijl (1) en stempel (6)
vruchtbeginsel (gynoecium) (2)

Niet alle onderdelen zijn bij elke bloem aanwezig. Sommige bloemen hebben geen kelkbladen of geen bloembladen (Noorse esdoorn), of zelfs in het geheel geen kelk- of bloembladen (bijvoorbeeld Wilgekatjes. Ook kunnen de bloembladen ontbreken, maar zijn er wel gekleurde kelkbladen, zoals bij de Kievitsbloem en de Bosanemoon.

Soms is een bijkelk (epicalyx), een krans van kelkachtige blaadjes, aanwezig, die echter niet tot de kelk behoren. Een voorbeeld hiervan is de bijkelk van Muskuskaasjeskruid, die bestaat uit drie lijn- tot lancetvormige blaadjes.

Een bloem, die òf stampers òf meeldraden (maar niet beide) heeft, is een éénslachtige bloem. Een bloem met alleen één of meer stampers is een vrouwelijke bloem; een bloem met alleen meeldraden is een mannelijke bloem. Bij windbestuivers zijn de bloemen vaak éénslachtig.

Een tweeslachtige bloem heeft zowel stampers als meeldraden.

Om de bouw van een bepaalde soort bloem op een beknopte wijze weer te geven wordt de bloemformule gebruikt aangevuld met het bloemdiagram.

De kroon[bewerken]

De kroonbladeren danken hun naam aan het feit dat ze helemaal bovenaan de bloem zitten, zodat het lijkt alsof het het kroontje van de bloem is. Een kroonblad (bloemblad) bestaat uit de nagel (het smalle onderste gedeelte), de plaat (het brede, platte bovenste gedeelte) en soms een spoor (cilindervormige uitzakking van het kroonblad, meestal met nectar). De kroon kan voorzien zijn van een honingmerk, waardoor bijen en dergelijke worden aangelokt.

Bloemen kunnen enkelbloemig, halfgevuld en gevuld zijn. Als er twee kransen van bloembladen zijn, wordt van halfgevuld gesproken. Zijn er meer dan twee kransen van bloembladen dan wordt van gevuldbloemig gesproken.

De Pioenroos is een voorbeeld van extreem gevulde bloemen. De roos, als snijbloem, is ook een duidelijk voorbeeld van een gevuldbloemige. Er zijn ook enkelbloemige variëteiten van de roos, die wel in tuinen worden aangeplant. Er is ook een oud enkelbloemig ras 'Sepharin Drouin' dat heerlijk geurt en stekelloos is. De Hondsroos is een enkelbloemige wilde roos.

Meeldraden[bewerken]

Voor meer informatie over meeldraden, zie meeldraad.

De meeldraden kunnen op diverse manieren opgesteld staan:

  • epipetaal (meeldraden tegenover kelkbladen),
  • episepaal (meeldraden tegenover kroonbladen),
  • obdiplostemoon (binnenste krans van meeldraden tegenover kroonbladen en buitenste tegenover kelkbladen) of
  • diplostemoon (binnenste krans van meeldraden tegenover kelkbladen en buitenste tegenover kroonbladen) ingeplant zijn.

De volgorde van rijping van de meeldraden kan

  • centripetaal (van de buitenste naar de binnenste) of
  • centrifugaal (van de binnenste naar de buitenste) zijn.

Stampers[bewerken]

De binnenste krans heeft één of meer stampers opgebouwd uit één of meer vruchtbladen (carpel) en vormt het vruchtbeginsel (gynoecium) met stijl en stempel. Ook kunnen er één of meer honingklieren (nectarium) aanwezig zijn.

Op de foto van de Kievitsbloem (Fritillaria meleagris), hierboven, zijn twee bloembladen en een meeldraad verwijderd om een beter zicht te krijgen op de bloemonderdelen.

Bloeiwijzen[bewerken]

Bloemen groeien vaak samen in een bloeiwijze, bijvoorbeeld in een aar, zoals bij granen, of in een scherm, zoals bij Fluitenkruid. Soms zitten de bloemen zo dicht op elkaar, dat het lijkt alsof ze samen één bloem vormen. Dat is het geval bij samengesteldbloemigen, zoals de Paardenbloem en de Zonnebloem. Die bloeiwijze wordt gedetailleerd beschreven in het artikel over composieten.

Verlenging van bloeiperiode[bewerken]

Sommige planten vormen direct zaad wanneer ze beginnen met bloeien. Hierdoor wordt alle energie van de plant in de zaadvorming gestoken en de bloemkopvorming vindt niet meer plaats. De bloemkoppen die zich heel klein in de oksels bevinden, kunnen zich dan niet meer ontwikkelen.
Als tijdig de oude bloemen van de planten worden verwijderd, kunnen deze veel langer bloeien. Bij de volgende planten is dit het geval:

Bestuiving en bevruchting[bewerken]

Zweefvliegen op Hemerocallis

Bestuiving en bevruchting worden vaak door elkaar gehaald. Bestuiving kan leiden tot bevruchting maar dat hoeft niet. Na bestuiving moeten de spermacellen uit de stuifmeelkorrel via de stuifmeelbuis naar de eicel gebracht worden en moeten ze met elkaar versmelten. In de lucht zitten zeer veel verschillende stuifmeelkorrels en alleen een specifieke combinatie van stuifmeelkorrel en stempel geeft bevruchting. Dit voorkomt bij kruisbevruchters kruisbevruchting tussen soorten of nauw-verwante planten, zodat deze soort-echt blijven.

Er zijn verschillende barrières tegen kruisbevruchting tussen soorten. Deze kunnen door de bouw van de bloem komen, maar er zijn ook genetische barrières. Deze kunnen sporofytisch of gametofytisch van aard zijn. Gametofytisch: de reactie van het stuifmeel hangt af van het genotype van de haploïde kernen van het stuifmeel en het genotype van de moeder, waardoor de stuifmeelbuis al of niet kan uitgroeien. Sporofytisch: de reactie van het stuifmeel hangt niet af van het genotype van de haploïde kernen van het stuifmeel maar van het genotype van de vader en het genotype van de moeder. Eenslachtige bloemen aan aparte vrouwelijke en mannelijke planten geeft doorgaans een zeer goede bescherming.

Rijpe meeldraden en onrijpe nog gesloten stempel van Geranium macrorrhizum

Ook tweeslachtige bloemen kunnen kruisbevruchting tegen gaan, doordat het stuifmeel en de stamper niet tegelijk rijp zijn, zoals bij Geranium macrorhizum of doordat de helmhokjes van de meeldraden ver van de stamper verwijderd zijn. Plantensoorten die afhankelijk zijn van bestuiving door insecten of dieren hebben hun bloemen daarop aangepast door felle kleuren, nectarproductie en/of sterk geuren. Bij bestuiving door insecten is vaak sprake van een speciale bloemvorm, waardoor bezoekende insecten gemakkelijk met stuifmeel in aanraking komen. Ook hebben bloemen soms een ingewikkelde bouw waardoor alleen een specifiek insect de bloem kan bestuiven, of lijken de bloemen op het betreffende insect waardoor het insect wil paren en zo de bloem bestuift. Als voorbeeld van bestuiving door dieren is de Kolibrie zeer bekend. Door de speciale bouw kan de kolibrie in de lucht stil blijven hangen.

Mannelijke bloeiwijze windbestuiver

Op de foto de mannelijke bloeiwijze van de hazelnoot. Door de langwerpige, open vorm van de bloeiwijze wordt het stuifmeel makkelijk door de wind meegenomen.

Bloemvorm[bewerken]

In de 18e eeuw plaatste Linnaeus bloemen in een schema, op basis van hun reproductie-organen. Dit schema is sinds lang verlaten. Er bestaan nu verschillende soorten indelingen.

Schema van Linnaeus met de 24 klassen:
A: Monandria, B: Diandria, C: Triandria, D: Tetrandria E: Pentandria, F: Hexandria, G: Heptandria, H: Octandria I: Enneandria, K: Decandria, L: Dodecandria, M: Icosandria N: Polyandria, O: Didynamia, P: Tetradynamia, Q: Monadelphia R: Diadelphia, S: Polyadelphia, T: Syngenesia, U: Gynandria V: Monoecia, X: Dioecia, Y: Polygamia, Z: Cryptogamia

De kroon kan regelmatig (eendagsbloem) of onregelmatig (Gember) zijn. Zijn beide helften bij een onregelmatige kroon gelijk dan wordt er van een zygomorfe kroon (Gember, erwt) gesproken. De kroonbladen kunnen vrij of vergroeid zijn. Vergroeide kroonbladen kunnen trechtervormig (Aardappel), radvormig (Phlox), klokvormig (Haagwinde), kroesvormig (Dopheide), buisvormig (tabak), tweelippig (Witte dovenetel) of lintvormig (composietenfamilie) zijn. Ook kunnen de kelk- en kroonbladen (wilgenkatjes) of alleen de kroonbladen (Iep) ontbreken.

Bijzondere vormen[bewerken]

Een cephalium of bloemhoofd, wordt gevonden op de top van cactussen van het geslacht Melocactus. In dit bloemhoofd komen de echte bloemen en later de vruchten voor. Het bloemhoofd wordt in de loop van de tijd steeds groter.

Bloemkleur[bewerken]

Een hele reeks van kleurpigmenten zorgt voor de verschillende bloemkleuren. De meeste zijn anthocyanen, maar de fel gele kleuren zijn meestal flavonen. Ook komen carotenoïde pigmenten voor. Het menselijk oog ziet echter andere kleuren dan een insecten oog. Insecten, met name bijen, zien kleuren die het menselijk oog alleen onder ultraviolet licht kunnen zien. Zo zijn honingmerken voor het menselijk oog niet altijd zichtbaar, maar wel onder een UV-lamp.

Bloem bewegingen[bewerken]

Open en dichtgaan[bewerken]

Rudbeckia fulgida

Sommige bloemen gaan dicht als het donker wordt. Niet alle bloemen hebben het vermogen om open en dicht te gaan. De Zonnebloem eenmaal open kan zich niet meer sluiten terwijl de Paardenbloem, ook een composiet, dit wel kan. De zonnebloem heeft wel de mogelijkheid om de bloem naar beneden te laten hangen en zo de bloempjes en later de ontwikkelende zaden tegen regen te beschermen.

Bloemen die dit vermogen wel hebben openen zich 's ochtends na het opkomen van de zon en sluiten 's avonds. Ook bij regenachtig weer zijn deze bloemen veelal gesloten. Aan de onderkant van de kelk en bloembladen, bij de aanhechting op de bloembodem, zit een zogenaamd scharnier dat deze bewegingen mogelijk maakt.

Meedraaien met de zon[bewerken]

Veel bloemen hebben het vermogen om met de zon mee te draaien, zodat het hart van de bloem altijd op de zon gericht is. 's Nachts draait de bloem dan terug. De zonnebloem is hier een goed voorbeeld van.

Bloemaantasting[bewerken]

Door rups aangevreten bloemknop van meidoorn

Een bloem kan evenals een blad aangetast worden door ziekten en plagen.

  • Er zijn schimmels, zoals Botrytis (grauwe schimmel), die de bloemknop en kroonbladen kunnen aantasten. De schimmel die vruchtrot bij Aardbei veroorzaakt, dringt tijdens de bloei de verdikte bloembodem al binnen, maar geeft pas later bij de vruchtvorming vruchtrot.
  • Insecten, zoals rupsen vreten aan de bloemknop, maar ook zijn er insecten die het voedsel opzuigen, zoals thrips.
  • Virussen kunnen worden overgebracht door aanraking van de bloem of via zuigende insecten. Een virus vermeerdert zich in de plant, hetgeen verkleuringen van de kroonbladen tot gevolg heeft. Bij de tulp geeft dit gestreepte bloemen. De beruchte tulpomanie was gebaseerd op viruszieke bloembollen.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.