Quenya/Syntaxis
Deze pagina bevat geen volledig overzicht van de syntaxis van Quenya, maar eerder een lijst met onderwerpen die wel alle met syntaxis te maken hebben, maar die niet echt op een van de andere pagina's pasten.
Passief
[bewerken]Het passief deelwoord kunnen we buiten als adjectief ook gebruiken om passieve zinnen te bouwen.
In een normale zin in het Actief is het het onderwerp dat de actie van het werkwoord uitvoert: "hij leest een boek". Maar we kunnen van het lijdend voorwerp (het boek) van deze zin omschakelen naar het onderwerp van een nieuwe zin: "het boek wordt gelezen" of "het boek is gelezen". Deze zinnen behoren tot het Passief omdat het onderwerp de actie van het werkwoord ondergaat.
In het Nederlands herkennen we passieve zinnen door de hulpwerkwoorden "worden" of "zijn". Het hoofdwerkwoord wordt een voltooid deelwoord
(let op: werkwoorden die aangeven dat een toestand verandert krijgen "zijn" als hulpwerkwoord in het actief: "hij is gegaan", "zij zijn geschrokken", ... Je ziet het verschil omdat je in deze zinnen "zijn" niet door "worden" kan vervangen).
Op de pagina over verbaalvormen kan je de vorming van het passief deelwoord vinden en hoe je het als adjectief gebruikt:
- i coa carna "het gebouwde huis"
In Quenya wordt het passief niet door een aparte werkwoordsvorm uitgedrukt maar door een constructie met het hulpwerkwoord ná en het passief deelwoord in het gezegde:
- i coa ná carna "het huis wordt gebouwd"
In het meervoud wordt dit:
- i coar nar carnë "de huizen worden gebouwd"
Door de tijd van ná te wijzigen kunnen de verleden en de toekomende tijd van het Passief vormen:
- i coa né carna "het huis is gebouwd/het huis werd gebouwd"
- i coa nauva carna "het huis zal gebouwd worden/het huis zal gebouwd zijn"
Soms is het echter beter om het passief geheel te vermijden en over te gaan op een zin met het onbepaald voornaamwoord quen:
- quen cára coa
Letterlijk gebruiken we hier dus "iemand is een huis aan het bouwen" in plaats van "een huis wordt gebouwd". In het Nederlands klinkt dit echter niet echt goed en gebuiken we liever een zin met "er": "er wordt een huis gebouwd".
Een passieve zin is verwant aan een bijbehorden actieve zin:
- i elda tencë i parma "de elf schreef een boek"
Het lijdend voorwerp i parma wordt het nieuwe onderwerp en het originele onderwerp i elda wordt het handelend voorwerp:
- i parma né técina i eldanen "het boek is geschreven door de elf"
Zoals je ziet, wordt het handelend voorwerp weergegeven door een instrumentalis.
Dit betekent natuurlijk dat in één passieve zin er twee substantieven in de instrumentalis kunnen voorkomen: een handelend voorwerp en een gewone instrumentalis:
- i parma né técina i eldanen i quessenen "het boek werd door de elf met een veer geschreven"
Ook een passief deelwoord dat als adjectief gebruikt wordt, kan een handelend voorwerp hebben:
- i parma técina i eldanen né carnë "het door de elf geschreven boek was rood"
- i nerinen carnë coar ataltier "de door de mannen gebouwde huizen zijn ingestort"
Wensconstructies
[bewerken]Soms willen we een wens of hoop uitdrukken dat er iets zou gebeuren. Dit geven we weer door een zin die begint met het partikel nai.
In het Nederlands kan je dit vertalen door een zin die begint met "moge" (aanvoegende wijs), maar in modern Nederlands klinkt dit wel erg verouderd:
- nai hiruvalyes "moge je het vinden"
Daarom gebruiken we liever:
- nai tiruvantes "ik hoop dat ik het zie/ik wou dat ik het zag"
Merk op: het werkwoord in een zin met nai staat altijd in de toekomende tijd.
Op deze manier kunnen we van elke zin in de toekomende tijd een wens maken:
- hiruvan i malta "ik zal het goud vinden"
- → nai hiruvan i malta "ik hoop dat ik het goud vind"
- hiruvan i malta "ik zal het goud vinden"
- caruvantes "zij zullen het doen"
- → nai caruvantes "ik hoop dat zij het doen"
- caruvantes "zij zullen het doen"
- elda tuluva "een elf zal komen"
- → nai elda tuluva "ik hoop dat een elf komt"
- elda tuluva "een elf zal komen"
Het woordje nai heeft een bijbetekenis van "waarschijnlijk"; als je het gebruikt dan ga je er dus vanuit dat het hoogstwaarschijnlijk zal gebeuren.
Er bestaat ook een woord cé dat een analoge functie vervult als nai maar dat eerder "misschien" betekent. Het wordt eveneens met een toekomende tijd gebruikt:
- cé caruvantes "zij zullen het misschien doen"
Door cé te gebruiken drukken we dus ernstige twijfel uit of zij het wel zullen doen.
Voorwaardelijke bijzinnen
[bewerken]In het Nederlands begint zo een bijzin met "als" of "wanneer".
Het Quenya voegwoord írë betekent "wanneer", met een voorwaardelijke bijzin die met írë begint drukken we dus zekerheid uit:
- írë ceninyel, nan alassë "wanneer ik je zie, ben ik blij"
Als we niet zo zeker zijn dan gebruiken we mai (of ai) om "als" weer te geven:
- mai ceninyel, nán alassë "als ik je zie, ben ik blij"
In een zin met "als" zijn we dus niet zo zeker dat ik je wel ga zien.
Je kan ook twijfel uitdrukken over het ander deel van de zin, en in dat geval gebruiken we ook weer nai of cé, maar ditmaal als het laatste woord van de deelzin zonder mai of írë:
- írë ëar lumbor, liptuva nai "als er wolken zijn, zal het waarschijnlijk regenen"
- tuluvan cé, mai ëal coassë "ik zal misschien komen, als je thuis bent"
Nazetsels
[bewerken]In Quenya zijn er op zijn minst twee nazetsels, ze gelijken erg op voorzetsels maar komen achter het substantief waarbij ze horen.
In het Nederlands kennen we dit bij het nazetsel "geleden", bvb. "drie jaar geleden". In Quenya wordt yá "geleden" op dezelfde manier gebruikt:
- neldë loar yá "drie jaar geleden"
Een ander nazetsel is pella "voorbij", in het Nederlands is dit echter een voorzetsel:
- Númen pella "voorbij het westen"
Het substantief kan ook verbogen worden:
- elenillor pella "van voorbij de sterren"
In Oud-Elfs waren er blijkbaar nog meer nazetsels maar deze zijn tot de naamvalsuitgangen geassimileerd (zie Quenya/Substantieven), zo is het nazetsel ana naar de naamvalsuitgang -nna geëvolueerd.
Indirecte rede
[bewerken]De indirecte rede is de zinsconstructie waarbij we "dat" gebruiken na werkwoorden die uitdrukken dat er iets gezegd, gedacht, gehoopt of gewenst wordt, bvb. "ik denk dat hij komt", "jij wenste dat hij hier was".
Het voegwoord "dat" geven we weer door sa:
- merin sa haryalyë alassë "ik wil dat jij blij bent"
- istan sa ëalyë sinomë "ik weet dat jullie hier zijn"
Een indirecte rede kan ook voorkomen als onderwerp van de zin. In volgend voorbeeld is de gehele woordgroep sa ëalyë sinomë het onderwerp van de hoofdzin:
- ná manë sa ëalyë sinomë "dat jij hier bent, is goed"
Ook met het werkwoord equë kunnen we een indirecte rede tegenkomen (zie Quenya/Speciale werkwoorden):
- equë Elendil sa tulles "Elendil zei dat hij kwam"
>> Quenya >> Quenya/Syntaxis