Nederlandse geschiedenis/De Vroege Middeleeuwen
Na de volksverhuizingen en de mede daardoor veroorzaakte val van het Romeinse rijk in West-Europa (het Oost-Romeinse Rijk bleef nog eeuwenlang bestaan), was het gebied in drie delen verdeeld. De Friezen woonden langs de kusten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden. Grensstad van de Franken was lang Nijmegen, alwaar zij een palts vestigden. De Franken breidden hun grondgebied naar het zuiden, noorden en oosten uit en versloegen de andere volken. Onder Karel de Grote beheerste het Frankische rijk rond 800 vanuit zijn kern in het huidige België en Noord-Frankrijk een groot deel van Europa waaronder het huidige Duitsland en Noord-Italië. In deze tijd werden na de Franken ook de Friezen en Saksen tot het christendom bekeerd, veelal door rondtrekkende predikers, dikwijls Ierse of Engelse monniken zoals Willibrordus, Bonifatius en Adelbert van Egmond. Door de grote omvang van het rijk was Karel de Grote genoodzaakt om het land te laten besturen door leenmannen die aan hem verantwoording schuldig waren. Geleidelijk aan werd de functie van leenman erfelijk en ontwikkelde het systeem zich tot het feodalisme dat tot aan de Nieuwe Tijd Europa zou beheersen.
Verdrag van Verdun, 843
[bewerken]Bij het Verdrag van Verdun in 843 werd het Frankische rijk verdeeld tussen de drie kleinzonen van Karel de Grote. Nederland kwam aan het Midden-Frankische Keizerrijk, ook wel genoemd naar de eerste keizer, Lotharius, Lotharingen. Na het verdrag van Meerssen (870) werd het middenrijk verdeeld tussen het West-Frankische Rijk, het latere Frankrijk, en het Oost-Frankische Rijk, het latere Heilige Roomse Rijk. Het gebied van het huidige Nederland maakte deel uit van het voornoemde rijk (behalve Zeeuws-Vlaanderen: de Schelde was de grens). Een belangrijke handelsplaats was toen Dorestad (huidige Wijk bij Duurstede). Dorestad ging echter ten onder als gevolg van de invallen van Noormannen (Vikingen). In 866 en 882 vonden Vikingaanvallen plaats in de IJsselstreek waarbij handelsplaats en kerkelijk centrum Deventer en de hof en nederzetting van Zutphen werden geplunderd. In 882 bezetten Vikingen zelfs het Valkhof te Nijmegen om daar te overwinteren. Tegen het jaar 1000 verminderde de plaag uit het noorden, en hield ten slotte op toen de Vikingen overgingen tot het christendom.