Bigband/Geschiedenis 1930 - 1945
1930 - 1945
[bewerken]Tegen 1930 verscheen een nieuwe vorm van bigband, die meer authentieke jazzmuziek speelde. Er werd nu meer ruimte binnen de muziek gegeven voor geïmproviseerde solopartijen. Deze soort muziek bereikte echter nooit het succes van de bands die romantische melodieën speelden. De weinige opnames die toen werden gemaakt, droegen het label 'race record' en waren bedoeld voor een beperkt publiek. Slechts weinig blanken speelden deze muziek, met uitzondering van muzikanten als Johnny Mercer en Hoagy Carmichael. De drie belangrijkste centra waar deze muziek werd gespeeld waren New York City, Chicago en Kansas City. In New York overheerste een op arrangementen gebaseerde aanpak, eerst merkbaar in het werk bij Don Redman voor The Fletcher Henderson band, later in het werk van Duke Ellington voor zijn Cotton Club orchestra, verder ook Walter 'Foots' Thomas voor Cab Calloway. Sommige grote bands zoals die van Joe "King" Oliver speelden een tussenvorm van jazz, met arrangementen waar toch plaats werd voorzien voor improvisaties. Andere bands zoals die van Luis Russell verleenden muzikanten met sterallures zoals Louis Armstrong een podium voor hun manier van spelen. In deze gevallen werden de arrangementen opgebouwd rond de begaafde muzikant om zijn of haar mogelijkheden beter te laten uitkomen.
In de jaren dertig was radio voor deze jazzmuzikanten zoals Benny Goodman (the “Pied Piper of Swing”) een belangrijk medium om opgemerkt te worden. Een ware rage in die tijd waren de 'battles' tussen muzikanten; daarbij daagden ze elkaar uit tot het spelen van de beste improvisaties. Beroemd is bijvoorbeeld het duel tussen de stersaxofonisten Coleman Hawkins en Lester Young in 1939. Ook battles tussen twee bigbands trokken veel publiek. Bijvoorbeeld de battle in de New Yorkse Savoy Ballroom tussen Chick Webb en Count Basie die plaatsvond op 16 januari 1938. Die avond waren ook Billie Holiday en Ella Fitzgerald van de partij, Basie nodigde Duke Ellington uit achter de piano en uiteindelijk werd besloten tot een ex aequo en dat de strijd op latere datum zou worden voortgezet.
Bigbands werden ook in films van de jaren dertig opgevoerd en dat bleef zo tot de jaren zestig. Vaak maakten de bigbandleiders een cameo-optreden, al werd dat niet altijd mooi in het verhaal geïntegreerd en verliep een en ander nogal stijfjes. Shep Fields en zijn orkest verschenen in 'The Big Broadcast' van 1938 voor Paramount Pictures waarin ze acteur Bob Hope begeleidden. In de jaren 1950 verschenen ook fictieve biografische films over Glenn Miller, Gene Krupa, Benny Goodman en anderen, bedoeld als nostalgisch eerbetoon aan hun succesperiode.
Voor de oorlog hadden formaties uit de Lage Landen als The Ramblers en het orkest van Stan Brenders al veel succes. Het enthousiasme voor de 'nieuwe' Amerikaanse muziek en vooral de komst van swingorkesten na de Tweede Wereldoorlog naar Europa had nu voor gevolg dat er heel wat Nederlandse en Belgische bigbands en andere jazzensembles werden gevormd. Na de bevrijding trokken talentrijke muzikanten zoals Jack Sels en Bobby Jaspar naar de Verenigde staten met hun band of toerden door Europa.