Basiskennis chemie 2/Biomoleculen/Vetten
Uiterlijk
Vetten
Biologische vetten en oliën, soms ook lipiden genoemd, bestaan naast een klein beetje zuurstof, vooral uit koolstof en waterstof. In de vetten komt de eigenschap van koolstof om lange ketens te vormen heel duidelijk uit. Door de manier waarop de stukken van een vetmolecuul opgebouwd worden in cellen hebben de meest voorkomende stukken een even aantal koolstofatomen. Vetten als stof ken je waarschijnlijk het best uit kokos- en olijfolie, boter of (bijen)was.
Vetten
Oliën
Lipiden
Oliën
Lipiden
Functie
In levende systemen vervullen vetten een aantal functies. De belangrijkste zijn:
- Energievoorraad
- Doordat vetten bijna geen zuurstof bevatten komt er erg veel energie vrij als de koolstof- en waterstof-atomen aan zuurstof gekoppeld worden. Als mensen maken we daar graag gebruik van als we een kaars (bijenwas) aansteken: de energie komt vrij als licht. Soms is het onbedoeld, en is de vlam in de pan geslagen.
Vet = energie
- Isolatie
- Vet isoleert. Zeezoogdieren maken daar gebruik van door een dikke laag vet onder hun huid op te slaan. Het isoleert het warme lichaam van het (meestal) veel koudere zeewater.
- Vet wordt ook in cellen gebruikt om de verschillende onderdelen van elkaar te isoleren en om de cel van zijn omgeving af te sluiten.
- Bovendien wordt vet gebruikt om zenuwcellen te isoleren van hun omgeving en van elkaar.
Vet = isolatie
Chemische structuur
Chemische structuur
In de figuur is gebruik gemaakt van de afspraken over het tekenen van deze structuren. Voor de duidelijkheid is het einde van de koolstofketen wel voluit geschreven.
Vorming van vetten
In cellen worden vetmoleculen samengesteld uit vier verschillende stukken. In figuur 1 zijn de verschillende stukken van het vetmolecuul met kleuren aangegeven. Het zwarte stuk is afkomstig van glycerol, de drie andere stukken zijn zogenaamde vetzuren. Hieronder is de vorming nog een keer aangegeven. Je ziet dat er ook drie watermoleculen ontstaan.
Vorming
In bovenstaande figuur is een algemene notatie gebruikt voor de vetzuren. De aanduidingen p, q en r kunnen gelijk zijn, maar dat hoeft niet. Het zijn wel altijd hele getallen. Veel voorkomend waarden zijn 7 (dat geeft 16 koolstof-atomen in totaal: palmitinezuur) en 8 (wat 18 koolstof-atomen in totaal geeft: stearinezuur). Wel is duidelijk dat de vetzuren een even aantal koolstof-atomen hebben. Dit is het gevolg van de manier waarop vetzuren zelf door cellen gemaakt worden: er worden steeds blokjes van twee koolstof-atomen aan een al bestaand vetzuur toegevoegd.
Vetzuren met een even aantal koolstof-atomen