Heraclitus over de natuur/De onbekwame leermeesters
- Wij zouden kunnen denken dat het menselijke onvermogen zich beperkt tot de grote massa der mensen, terwijl de wijze mannen uit de geschiedenis in hogere mate in staat zijn geweest zich te richten op het universele en ware en dit te doorgronden en dus vermogend zijn geweest. De efeziër legt er echter juist de nadruk op dat deze wijze mannen, waarvan Homerus nog de meest wijze was, evenals de gewone mensen in filosofische zaken, onbekwaam waren. Heraclitus waarschuwt ervoor dat het traditionele geloof dat velen aan de zogenaamde wijze mannen hechten zonder grond is. Hij wijst er in dit verband op dat die wijze mannen, die door velen alom aanvaard worden, hun eigen (geveinsde) kennis bewaken, dat wil zeggen dat zij hun eigen opvattingen met alle macht verdedigen. Deze handeling is uiteraard niet in overeenstemming met rechtvaardigheid en redelijkheid:
(grc) « δοκέοντα γὰρ ὁ δοκιμώτατος γινώσκει, φυλάσσει. »
|
(nl) « Want aanvaard is wat de meest aanvaarde kent, bewaakt. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 28a.)
|
(grc) « Δίκη καταλήψεται ψευδῶν τέκτονας καὶ μάρτυρας. »
|
(nl) « Dikè zal de bouwers en getuigen van leugens overmeesteren. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 28b.)
|
Zij die redelijk zijn doen immers recht aan het universele en ware, terwijl de zogenaamde wijze mannen daaraan, volkomen ten onrechte, geen belang hechten. De godin van het recht (Dikè) zal ingrijpen en ervoor zorgen dat de opvattingen van de onrechtvaardige en onredelijke wijze mannen uiteindelijk aan kracht en invloed zullen moeten inboeten. Hun straf zal er ook uit bestaan dat zij verstoken moeten blijven van het universele en ware, terwijl zij niet de eeuwige roem (een onderwerp dat later in dit boek aan de orde komt) zullen verwerven. De wijze, die alles weet en aan de kant van het universele en ware staat, staat daarmee ook aan de kant van de godin van het recht.
- Bron:
- Clemens van Alexandrië, Stromata, V, 9, 3: δοκέοντα γὰρ ὁ δοκιμώτατος γινώσκει, φυλάσσει, καὶ μέντοι καὶ Δίκη καταλήψεται ψευδῶν τέκτονας καὶ μάρτυρας, ὁ Ἐφέσιός φησιν. “Want aanvaard is wat de meest aanvaarde kent, bewaakt, en denk erom dat Dikè de bouwers en getuigen van leugens zal overmeesteren, zegt de Efeziër.
- De Efeziër geeft een aantal voorbeelden van zulke vormen van onrechtvaardigheid en noemt in dit verband Homerus en Hesiodus. Zij kunnen niet beschouwd worden als onschuldige dichters met veel verbeeldingskracht. Want zij beïnvloeden de grote massa der mensen, die in hen verstrouwen stelt en hen als de grote leermeesters pleegt te aanvaarden. Hier volgt een passage over Hesiodus:
(grc) « διδάσκαλος δὲ πλείστων Ἡσίοδος• τοῦτον ἐπίστανται πλεῖστα εἰδέναι, ὅστις ἡμέρην καὶ εὐφρόνην οὐκ ἐγίνωσκεν• ἔστι γὰρ ἕν. »
|
(nl) « Maar leermeester der meesten is Hesiodus: van hem denken zij dat hij het meeste wist, terwijl hij dag en nacht niet kende: want die zijn één. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 57.)
|
Hesiodus schreef een werk over de geboorte van de goden (Theogonie), waarin hij het ontstaan en de betekenis van dag en nacht aan de orde stelt. Daarin is (vers 124) Dag de dochter van Nacht, terwijl deze relatie onomkeerbaar is. Volgens Heraclitus ontging Hesiodus het dat dag en nacht echter één zijn.[1] Want zoals de eenheid in alles van de fraaie ordening zeer gewichtig is (fg. 2 en 7), is ook de eenheid op een kleiner niveau, zoals het niveau van de opeenvolging van dag en nacht van belang. Zij die de eenheid van dag en nacht begrijpen, zullen ook het gehele samenspel van de verandering en opeenvolging van dag en nacht begrijpen en zullen slechts de dag of de nacht in zijn geïsoleerde afzonderlijkheid beschouwen. Dit gewichtige feit ontgaat de grote leermeester Hesiodus, waarop nota bene de grote massa der mensen zijn vertrouwen stelt. Niet alleen omdat de dag en de nacht een samenspel van verandering vormen zijn deze één, maar ook omdat zij in hun wezen onderling verbonden en aaneengeschakeld zijn en dus als één zaak zijn te beschouwen. Wij treffen hier het eerste voorbeeld van de zogenoemde eenheid der tegendelen aan.
- Doxografisch commentaar:
- Hippolytus, Refutatio in omnium haeresium, IX, 10, 2: τοιγαροῦν οὐδὲ σκότος οὐδὲ φῶς οὐδὲ πονηρὸν οὐδὲ ἀγαθὸν ἕτερόν φησιν εἶναι ὁ Ἡράκλειτος, ἀλλ’ ἓν καὶ τὸ αὐτό. ἐπιτιμᾷ γοῦν Ἡσιόδῳ, ὅτι ἡμέραν καὶ νύκτα οἶδεν• ἡμέρα γάρ, φησι, καὶ νύξ ἐστιν ἓν, λέγων ὧδέ πως• διδάσκαλος δὲ πλείστων Ἡσίοδος κ. τ. λ. “Welnu dan: noch donker, noch licht, noch het ondeugdelijke, noch het goede zijn anders van elkaar, zegt Heraclitus, maar zijn één en hetzelfde. Hij werpt althans een blaam op Hesiodus, omdat hij van dag en nacht wist. Want dag, zegt hij, en nacht zijn één, hij verklaart het op deze manier: maar leermeester der meesten is Hesiodus etc.”
- Naast Hesiodus was Homerus de leermeester van de meeste mensen.:
(grc) « ἐξηπάτηνται οἱ ἄνθρωποι πρὸς τὴν γνῶσιν τῶν φανερῶν παραπλησίως Ὁμήρῳ, ὅς ἐγένετο τῶν Ἑλλήνων σοφώτερος πάντων. ἐκεῖνόν τε γὰρ παῖδες φθεῖρας κατακτείνοντες ἐξηπάτησαν εἰπόντες• ὅσα εἴδομεν καὶ ἐλάβομεν, ταῦτα ἀπολείπομεν, ὅσα δὲ οὔτε εἴδομεν οὔτ' ἐλάβομεν, ταῦτα φέρομεν. »
|
(nl) « Misleid worden de mensen bij de kennis van het zichtbare, bijna net zoals Homerus, die verworden is tot de meest wijze van alle Hellenen. Want hij liet zich ook door kinderen die luizen aan het doden waren misleiden, zij zeiden: “alles wat wij gezien en aangegrepen hebben, dat hebben wij achtergelaten, alles wat wij niet gezien en niet gevangen hebben, dat nemen wij mee”. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 56.)
|
Homerus was niet in staat het eenvoudige luizenraadseltje op te lossen en wist dus niet uitspraken adequaat te duiden, dat wil zeggen dat hij de ware uitspraken niet aan het universele en ware wist te verbinden, omdat hij er niet bekend mee was, en omdat hij het verband tussen uitspraak en aangeduide zaak niet begreep.
- Doxografisch commentaar:
- Hippolytus, Refutatio in omnium haeresium, IX, 9, 5: ἀπὸ τῶν τοιούτων αὐτοῦ λόγων κατανοεῖν ῥᾴδιον• ἐξηπάτηνται, φησίν, οἱ ἄνθρωποι πρὸς τὴν γνῶσιν τῶν φανερῶν κ. τ. λ. “Uit het volgende woord van hem is het gemakkelijk hem te begrijpen: misleid, zegt hij, worden de mensen bij de kennis van het zichtbare etc.”
- Het is dus niet verwonderlijk dat Homerus niet op gepaste wijze sterrenkunde beoefende:
(grc) « ἀστρολόγον τὸν Ὅμὴρον, (εἰπόντες•) Ἕκτορι δ΄ ἦεν ἑταῖρος ἰῇ δ΄ ἐν νυκτὶ γένοντο. »
|
(nl) « Sterrenkundige was Homerus, (zeggende): “Hector maar ook zijn vriend (sc. Polydamas) zijn in één nacht geboren”. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 B 105.)
|
Deze uitspraak van Homerus is immers niet in overeenstemming met de juiste stand van zaken die de sterrenkundige beschouwt, maar is slechts mythe en verzinsel van de overlevering.
- De echte sterrenkundigen en ook anderen die enige tak van wetenschap beoefenen kunnen zich dus niet verlaten op populaire wijzen zoals Homerus en Hesiodus. Zij benaderen de waarheid immers op onbetrouwbare wijze:
(grc) « οὐ χρῆσθαι μάρτυσι περὶ τῶν ἀγνοουμένων, ὅκως οἱ πρὸ ἡμῶν πεποιήκασι περὶ τῶν πλείστων, ἀπίστους ἀμφισβητουμένων παρεχόμενοι. »
|
(nl) « Zij zijn niet nodig als getuigen van het onkenbare, wat zij voor ons doen is voor het merendeel onbetrouwbare benaderingen aanreiken. »
|
(Heraclitus, fragment DK 22 A 23.)
|
Heraclitus spreekt hier van ‘benaderingen’: zij die de waarheid proberen te benaderen, proberen ‘dicht bij de zaak te komen’ en wie dat lukt vindt en benadert het universele en ware. De populaire dichters en leermeesters komen echter niet zo ver.
Noot
[bewerken]- ↑ Mansfeld, Aldus sprak Heraclitus, p. 34.