Westerse esoterie/Geschiedenis: 19e eeuw
19e-eeuws occultisme
[bewerken]De twee belangrijkste stimuli tot vernieuwing van het 19e-eeuws westers esoterisme kwamen aanvankelijk uit het 18e-eeuwse werk van de Zweedse wetenschapper en mysticus Emanuel Swedenborg en de Duitse arts Franz Anton Mesmer.[1] Swedenborgs ideeën inspireerden in de 19e en 20e eeuw schrijvers over spiritualisme, metafysica en occultisme. Mesmer was de uitvinder van de theorie en de praktijk van het "dierlijk magnetisme" dat later bekend werd onder de naam mesmerisme. Vanuit het mesmerisme ontstond het spiritualisme dat in Europa en de VS omstreeks 1850 enorm populair werd als tijdverdrijf, met bewust opgewekte somnambulistische trances en seances met geesten (poltergeisten).
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zouden veel esoterische tradities uit de middeleeuwen en de renaissance herontdekt en aangepast worden door individuen en groepen die 'een derde weg' zochten tussen het christendom en het positivisme van de moderne wetenschap. Eliphas Lévi was de voortrekker van het Franse occultisme. Met zijn boeken over magie en kabbala lag hij mee aan de basis van een heropleving van het occultisme. Daarin speelde ook Papus (Gérard Encausse) een grote rol. Bij de Engelstalige esoterici legde Helena Blavatsky met Isis Unveiled (1877) en The Secret Doctrine (1888) het fundament voor een nieuwe "occulte wetenschap". De Theosophical Society die zij in 1875 in New York oprichtte, speelde een belangrijke rol in het verspreiden van het esoterisch gedachtegoed. De moderne theosofie werd uitgedragen door twee van haar discipelen, Annie Besant en Charles Webster Leadbeater. Rudolf Steiner gaf met zijn Antroposophical Society een meer christelijke interpretatie van de theosofie. In Engeland ontwikkelde de orde van de Golden Dawn een heel magisch systeem rond de kabbala en de sefirot, wat andere groepen inspireerde om ook eigen geheime ordes in het leven te roepen.
- "Occulte wetenschappen"
'Occult' en 'occultisme' waren tot vrij recent gangbare termen waarmee in het wetenschappelijk discours werd verwezen naar esoterische onderwerpen. De benamingen occulte wetenschappen en geheime wetenschappen worden nu vooral geassocieerd met de 19e-eeuwse revival van esoterie.
Reeds in 1829 verscheen er een boek van de dichter Eusèbe de Salverte met de titel "Des sciences occultes ou Essai sur la Magie, les prodiges et les miracles". Het begrip 'occulte wetenschap' is nadien gemunt door Rudolf Steiner in zijn werk 'Geheimwissenschaft im Umriss' (Occulte wetenschap, een overzicht) uit 1909. Hierin schrijft hij een vervolg op een werk over theosofie en vereenzelvigt het begrip occulte wetenschap met antroposofie en theosofie. Een alternatieve benaming voor 'occulte wetenschap' is 'geheime wetenschap' (zie Blavatsky), waarmee een wetenschap bedoeld wordt waarvan de inhoud slechts door ingewijden bekend is. De benaming 'wetenschap' wekt in verband met die oude systemen van kennisverwerving en zingeving vaak wrevel op bij sommige moderne wetenschappers, omdat ze ervan uitgaan dat de term moet beantwoorden aan het moderne begrip over wetenschap, dat alleen die disciplines toelaat die de wetenschappelijke methode volgen.
Voetnoten
[bewerken]- ↑ Hanegraaff 2013, p. 36 e.v.