Scheikunde Opgaven/Titraties basis
Theorie
[bewerken]Zie voor de de theorie van deze opgaven hier.
Op onderstaande pagina zijn alleen de vragen zichtbaar in een kader op een afwijkende ondergrond. Binnen het kader is rechts een knop zichtbaar: "Uitklappen", vergelijkbaar met de knop om deze tekst te openen. Door op deze knop te klikken wordt het antwoord van de betreffende vraag zichtbaar.
Vaak, maar niet altijd is er ook een uitwerking bij de vraag aanwezig. Deze blijft bij het openen van het antwoord nog onzichtbaar, maar opnieuw is, als een uitwerking beschikbaar is, een knop "Uitklappen" aanwezig om de uitwerking zichtbaar te maken. Ontbreekt bij het antwoord de knop "Uitklappen", dan is geen uitwerking bij de vraag beschikbaar.
Titraties 1, 1 op 1 reactie
1. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van natriumhydroxide wordt 0,3185 gram kaliumwaterstofftalaat (KHFt) afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,1127 mol.L-1
Zeteerst de gegevens in standaard eenheden:
Bij titraties wordt er altijd iets gevraagd over de ene stof, terwijl je oven een andere stof dingen weet. In dit geval moet je iets over natriumhydroxide zeggen (de concentratie), terwijl je iets over kaliumwaterstofftalaat weet (massa en formule). Dat beekent twee dingen:
De reactievergelijking staat in de opgave. Je moet de concentratie NaOH bepalen. Hiervoor geldt de formule: Het volume van de NaOH-oplossing weet je, voor het aantal mol heb je de reactievergelijking nodig. De overstap van NaOH naar KHFt gaat als volgt: Door op de plaatsen van de aantallen mol de coëfficiënten uit de reactievergelijking in te vullen vindt je: Deze vergelijking is waar als op de plaats van het vraagteken een "1" staat. De vergelijking gaat dus over in: Het aantal mol KHFt moet je weten, je weet de massa, en de stof (en daarmee in feite de molaire massa). De formule die daarbij hoort is: De molaire massa van KHFt kun je opzoeken of uitrekenen via: De molaire massa's van de verschillende elementen kun je in BINAS vinden. Invullen levert nu: |
2. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van zwavelzuur wordt 299,0 mg borax afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0499 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
3. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van kaliumhydroxide wordt 324,3 mg kaliumwaterstofftalaat afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,1051 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
4. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van Lithiumhydroxide wordt 0.2913 gram kaliumwaterstofftalaat afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,1009 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
5. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van calciumhydroxide wordt 288,9 mg oxaalzuurdihydraat afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0566 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
6. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van bariumhydroxide wordt 0.1356 gram oxaalzuurdihydraat afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0766 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
7. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van natriumhydroxide wordt 0,2723 gram kaliumwaterstofftalaat afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0874 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
8. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van waterstofchloride wordt 316,5 mg kaliumwaterstofftalaat afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0996 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
9. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van perchloorzuur wordt 0,1714 gram kaliumhydroxide afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0945 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
10. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van zwavelzuur wordt 307,6 mg borax afgewogen en opgelost in water. De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking: 0,0500 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|
Titraties 2, niet 1 op 1 reacties
11. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van natriumhydroxide wordt 0,2190 gram oxaalzuurdihydraat afgewogen en opgelost in water.
0,1035 mol.L-1
Maak eerst een werkschets:
Zet dan de gegevens in de standaard eenheden:
Vervolgens worden met behulp van SPA de formules voor de berekening afgeleid: Het volume van de NaOH-oplossing is bekend, voor het aantal mol NaOH wordt de reactievergelijking gebruikt:
Deze berekening kun je uitvoeren als je het aantal mol oxaalzuurdihydraat weet. Daarvoor geldt: De twee factoren die je nodig hebt om noxaalzuurdihydaat uit te rekenen weet je, dus je kunt nu de formules "in elkaar schuiven": De molaire massa van oxaalzuur kun je in BINAS opzoeken, maar daar staat de massa gegeven voor de watervrije verbinding. Daar moet je dus nog twee keer de molaire massa van water bijtellen. Je vindt dan 126,068. Invullen geeft nu: | |||||||||||||
12. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van salpeterzuur wordt 0.2772 gram borax afgewogen en opgelost in water.
0,0983 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1 1 | |||||||||||||
13. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van natriumhydroxide wordt 382.8 mg oxaalzuurdihydraat afgewogen en opgelost in water.
0,0953 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
14. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van Kaliumpermanganaat wordt 0.6267 gram kaliumhexacyanoferraat(II)dihydraat afgewogen en opgelost in water.
0,0226 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
15. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van Kaliumpermanganaat wordt 109.4 mg oxaalzuurdihydraat afgewogen en opgelost in water.
0,0205 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
16. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van natriumthiosulfaat wordt 76.3 mg kaliumdichromaat afgewogen en opgelost in water.
0,0951 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
17. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van zoutzuur wordt 0.3094 gram borax afgewogen en opgelost in water.De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking
0,1131 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
18. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van chloorzuur wordt 806.3 mg borax afgewogen en opgelost in water.
0,1061 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
19. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van waterstofperoxide wordt 0.6441 gram kaliumhexacyanoferraat(II)dihydraat afgewogen en opgelost in water.De stoffen reageren met elkaar volgens onderstaande reactievergelijking:
0,0540 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
| |||||||||||||
20. Om de concentratie te bepalen van een oplossing van jood wordt 0.2263 gram natriumthiosulfaat afgewogen en opgelost in water.
0,0462 mol.L-1
De uitwerking iss analoog aan die van opgave 1
|