Oudgrieks/Blok 2/1-Grammatica: het persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar iets of iemand. In het Nederlands kennen wij de persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, jij, jou, hij, hem, etc. Ook in het Grieks zijn er persoonlijke voornaamwoorden, alleen kunnen deze toch anders gebruikt worden.
Gebruik
[bewerken]Nominativus
[bewerken]De nominativus kennen wij als onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde, dit geldt ook voor de persoonlijke voornaamwoorden. De nominativus van de persoonlijke voornaamwoorden geeft aan wie of wat de handelaar in de zin is en dus de handeling bedrijft, zoals:
- Ik liep vanmorgen naar mijn werk.
In deze zin is ik de persoon die de handeling bedrijft. In het Nederlands is het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden noodzakelijk, aangezien er aan de vorm van het werkwoord niet gezien kan worden welke persoon de handeling bedrijft, in het Grieks is dit echter niet van noodzaak. Zoals al eerder is uitgelegd heeft het Oudgrieks voor elke persoon een andere werkwoordsvorm, om aan te kunnen geven over wie de handeling gaat. Dus omdat er al aan de uitgang van het werkwoord gezien kan worden wie of wat de handelaar is. Toch bestaan er in het Grieks wel persoonlijke voornaamwoorden in de nominativus, alleen worden deze persoonlijke voornaamwoorden bij de nadruk van de handelaar gebruikt, bijvoorbeeld:
- Ἐγω ἡδη πολυν χρονον σε μενω! (Ík wacht al [een] lange tijd op jou!)
Zoals te zien is, zorgt het persoonlijk voornaamwoord Ἐγω er feitelijk voor dat er twee keer ik in de zin staat. De werkwoordsvorm μενω betekent immers van zichzelf al ik wacht. Daarom wordt een persoonlijk voornaamwoord in de nominativus met de nadruk erop vertaald.
Genitivus
[bewerken]De genitivus is de bijvoeglijke bepaling of de bijwoordelijke bepaling na een aantal voorzetsels, de persoonlijke voornaamwoorden in de genitivus worden daarom vertaald met van... of eventueel uit... (na voorzetsel ἐκ) en samen met... (na voorzetsel μετα). Voorbeeld:
- Το δωρον μου ἐστιν. (Het cadeau is van mij.)
- Μετα μου προς τας Ἀθηνας βαινειν ἐθελεις; (Wil jij samen met mij naar Athene gaan?)
Het kan ook voorkomen dat er een persoonlijk voornaamwoord in de genitivus staat, dat als bezittelijk voornaamwoord vertaald wordt (zie ook verderop). Bijvoorbeeld:
- Τα ὁπλα σου λαμπρα εἰσιν. (De wapens van jou zijn schitterend. --> Jouw wapens zijn schitterend.)
Dativus
[bewerken]De dativus is het meewerkend voorwerp, instrument, oorzaak of bijwoordelijke bepaling bij sommige voorzetsels, maar bij de persoonlijke voornaamwoorden vertalen wij de dativus als meewerkend voorwerp (aan... of voor...) of bijwoordelijke bepaling bij sommige voorzetsels/bijvoeglijke naamwoorden, voorbeeld:
- Ὑμιν οἰκια ἐστιν. (Jullie hebben een huis.)
- Προς σοι πολλοι ἱπποι εἰσιν. (Bij jou zijn er vele paarden.)
- Ὁμοιαι μοι εἰσιν. (Zij zijn gelijk aan mij.)
Accusativus
[bewerken]De accusativus is het lijdend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling na sommige voorzetsels in de zin. Dit geldt ook voor de persoonlijke voornaamwoorden in de accusativus. Bijvoorbeeld:
- Παντες ἀνθρωποι ἡμας σκοποῦσιν. (Alle mensen bekijken ons.)
- Ἀχιλλευς προς με λεγει· (Achilles zegt tegen mij:)
Vorm
[bewerken]Belangrijk aan de vormgeving is dat er geen onzijdige variant van de persoonlijke voornaamwoorden bestaat, deze persoonlijke voornaamwoorden zullen ook nooit congrueren. De 3e persoon staat niet vermeld, die komt in de volgende les aan bod.
1e en 2e persoon enkelvoud
naamval 1e persoon enk. 2e persoon enk. nominativus ἐγω συ genitivus μου σου dativus μοι σοι accusativus με σε
1e en 2e persoon meervoud
naamval 1e persoon mv. 2e persoon mv. nominativus ἡμεις ὑμεις genitivus ἡμων ὑμων dativus ἡμιν ὑμιν accusativus ἡμας ὑμας