Onderwijs in relatie tot P2P/Toetsing aan praktijk en theorie/Durkheim: socialisatie

Uit Wikibooks

Emile Durkheim: Onderwijs en socialisatie[bewerken]


Socialisatie als cultuuroverdracht[bewerken]

De socioloog Durkheim brengt in het begin van de twintigste eeuw op een heel specifieke manier de relatie tussen onderwijs en de samenleving in kaart. Zijn korte definitie van onderwijs is heel sprekend: “onderwijs is georganiseerde en geprofessionaliseerde socialisatie”. Centraal staat de term ‘socialisatie’, en meer bepaald de gedachte dat doorheen onderwijs mensen de waarden en normen van een heersende cultuur overgedragen krijgen. Onderwijs staat dus bij Durkheim gelijk aan cultuuroverdacht. Maar in de omschrijving zijn ook de termen ‘georganiseerd’ en ‘geprofessionaliseerd’ van belang. Georganiseerd wil zeggen dat er een systematiek en structuur in die cultuuroverdacht zit, en meer bepaald dat het op een doelgerichte manier gebeurt, op een bepaalde plaats en volgens bepaalde interactiepatronen. De cultuuroverdracht is geprofessionaliseerd volgens Durkheim omdat in onderwijs beroepskrachten aanwezig zijn – met name dan leerkrachten, die een opleiding genoten hebben – die de georganiseerde cultuuroverdracht in goede banen leiden.

Socialisatie en verscheidenheid[bewerken]

Het is interessant om naast deze bekende definitie Durkheim nog even aan het woord te laten wanneer hij het heeft over de betekenis van educatie in een samenleving: “Om van educatie te kunnen spreken moet er een generatie volwassenen en een generatie jongeren zijn en een invloed van de eersten op de laatsten. Wij moeten nu nog de aard van deze invloed omschrijven. Er is om zo te zeggen geen maatschappij waarin het educatief systeem niet een tweeledig aspect te zien geeft; het is tegelijkertijd één en verscheiden.”(Durkheim, 1981/1911, p.213) En wanneer het om dit tweeledige aspect van beïnvloeding gaat dan heeft Durkheim over de twee functies van onderwijs: “1 een zekere geestelijke en lichamelijke gesteldheid die de maatschappij onontbeerlijk acht voor ieder van haar leden; 2 die geestelijke en lichamelijke eigenschappen die de specifieke sociale groep (kaste, klasse, familie, beroepsgroep) eveneens als noodzakelijk beschouwt voor degenen die van deze groep deel uitmaken.” (Durkheim, 1981/1911, p.215) Socialisatie staat dus enerzijds ten dienste van algemene cultuuroverdracht die iedereen in staat stelt in een maatschappij te leven en anderzijds in teken van een specifieke cultuurdracht in functie van deel uitmaken van een bepaalde groep in die ruimere samenleving. En aldus Durkheim verder: “Dat brengt ons tot de volgende omschrijving: Educatie is de invloed die uitgeoefend wordt door de volwassen generaties op die generaties die nog niet rijp zijn voor het maatschappelijk leven. Zij heeft als doel het kind bepaalde lichamelijke, intellectuele en zedelijke eigenschappen bij te brengen die de politieke maatschappij in haar geheel, en het speciale milieu waarvoor het in het bijzonder voorbestemd is, van hem eisen.” (Durkheim, 1981/1911, p.216)

Socialisatie en reproduceren van bestaande orde[bewerken]

Het is duidelijk dat Durkheim in het bepalen van de opdracht of functie van onderwijs vertrekt vanuit wat een samenleving en een specifieke groep in de samenleving verwacht van nieuwkomers. Die nieuwkomers moeten via cultuuroverdracht de ‘vermogens’ en ‘eigenschappen’ ontwikkelen die nodig zijn om die samenleving en specifieke groep in te stand te houden, en dus deze samenleving en de groepen daarbinnen te continueren of te reproduceren. De mens wordt doorheen educatie dus een sociaal wezen, of zoals Durkheim het sprekend omschrijft: “ De maatschappij ziet zich dus, bij iedere nieuwe generatie, tegenover een bijna geheel lege ruimte geplaatst waarin zij opnieuw moet gaan bouwen. Er moet zo snel mogelijk in dit zojuist geboren egocentrische en asociale wezen een ander wezen ontwikkeld worden, dat in staat is een moreel en sociaal leven te leiden. Dat is het werk van educatie en het belang ervan is duidelijk. Ze beperkt zich niet tot het ontwikkelen van het individuele organisme zoals dat is bepaald door zijn natuur, tot het te voorschijn halen, van latente mogelijk-heden. Zij schept in de mens een nieuw wezen.” (Durkheim, 1981/1911, p. 216-217)

Naar een functionalistische visie: Talcott Parsons[bewerken]

Bij Durkheim zien we een beginnende functionalistische benadering van de relatie tussen educatie en samenleving. Aangezien Durkheim educatie niet als dusdanig verklaart vanuit de functie die het opneemt, gaat het niet om een functionalistisch perspectief in de strikte betekenis. Het is echter vooral bij iemand als Talcott Parsons dat dit soort van functionalistische bril heel duidelijk tot ontwikkeling komt. Parsons omschrijft onderwijs eveneens als socialisatie. Socialisatie is voor hem “het aanleren van elke oriëntatie die van fundamentele betekenis is voor de werking van een systeem van elkaar aanvullende rolverwachtingen” (Parsons, in Peschar en Wesselingh, 1985, p. 90). Duidelijk is dat onderwijs functioneel bekeken wordt: uitgangspunt is het maatschappelijke systeem, met daarin rolverwachtingen. Onderwijs heeft als functie om ‘oriëntaties’ over te brengen die het voortbestaan van dit systeem garanderen. Meer algemeen zal Parsons erop wijzen dat het in onderwijs gaat om het toewijzen van een positie aan (jonge) mensen op basis van een eigen verdienste (meritocratisch dus) in een hiërarchisch geordende samenleving. Parsons heeft dus een samenleving voor ogen die gekenmerkt wordt door sociale stratificatie.

Functionalisme in de klas[bewerken]

Deze functionalistische visie wordt ook duidelijk wanneer gekeken wordt naar wat er in een klas gebeurt (Parsons, in Peschar en Wesselingh, 1985, p. 91). Er is in eerste instantie sprake van een emancipatie aangezien (en voor zover) jonge mensen los komen van de emotionele gehechtheid aan het gezin. Het gezin wordt als een eerste opvoedingsmilieu gezien. De klas maakt een verinnerlijking van maatschappelijke waarden en normen mogelijk, van datgene dus wat nodig is om zich in de bestaande maatschappij in te schakelen. De leerlingenpopulatie wordt ook gedifferentieerd, en meer bepaald zullen er op basis van prestatie(metingen) en waardering van de prestaties onderverdelingen aangebracht worden in die homogene groep van leeftijdsgenoten. Vanuit de maatschappij kan men stellen dat educatie, en met name de processen die zich in de klas afspelen, een selectie en allocatie van menselijk potentieel mogelijk maken. Onderwijs heeft met andere woorden een selectie- en allocatiefunctie. Op basis van prestaties worden mensen uitgeselecteerd en een plaats toegewezen in de maatschappelijk orde. In dit kader spreekt men ook van de kwalificatiefunctie van het onderwijs. In de enge betekenis verwijst dit naar het feit dat onderwijs jonge mensen in staat stelt toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. In de brede betekenis verwijst dit naar het uitrusten van jonge mensen met die kennis, vaardigen en/of competenties die hun toegang verlenen tot het maatschappelijke systeem en de verschillende subsystemen (arbeid, maar ook vervolgonderwijs etc.) daarbinnen.

Reflecties over socialisatie[bewerken]

De kernproblematiek die met deze focus op ‘socialisatie’ naar voren treedt, is de reproductie van de samenleving of van de maatschappelijke orde. Uitgangspunt in het denken over de relatie onderwijs-samenleving is immers de bestaande samenleving en het koppelteken tussen onderwijs-samenleving wordt geïnterpreteerd als een ‘functie’. Kort gezegd betekent dit: onderwijs komt neer op een georganiseerde vorm van leren en leren betekent socialiseren. Dit wil zeggen leren gaat om het verwerven van specifieke eigenschappen (kennis, ingesteldheid, waarden, normen, …) die toelaten een plaats in te nemen in de bestaande sociale orde en daardoor die orde mee te bestendigen. In deze benadering ligt de nadruk bijgevolg op integratie (van jonge mensen, nieuwe generaties) en op evenwicht (en dus behouden van bestaande orde, inclusief de verschillende groepen daarbinnen).

Referenties[bewerken]

Durkheim, E. (1981/1911). De educatie, haar aard en haar rol. In M. Du Bois-Reymond & A. Wesselingh (red.), School en maatschappij. Sociologen over onderwijs en opvoeding (pp. 209-223). Groningen: Wolters-Noordhoff.

Parsons, T. (1959). The School Class as a Social System: Some of Its Functions in American Society. Harvard Educational Review, 29, 297-318.

Peschar, J. & Wesselingh, A. (eds.) (1985). Onderwijssociologie, een inleiding. Groningen: Woltern-Noordhoff.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.