Nederlands/Schrijven/Schrijven voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Ga terug naar Nederlands voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Begrijpelijk schrijven

Je schrijft iets omdat je iets wilt vertellen. Je wilt graag dat de lezer de tekst goed begrijpt. Daarom moet je goed nadenken over hoe je iets opschrijft.

Om begrijpelijk te schrijven let je op de volgende punten. Ook kun je eerst een kladversie van je tekst schrijven.

Is je tekst..

• volledig? Heb je alles opgeschreven wat de lezer moet weten?
• duidelijk? Begrijpt de lezer wat je bedoelt?
• foutloos? Staan er geen spelfouten meer in de tekst?
• netjes? Begint elke zin met een hoofdletter en eindigt elke zin met een punt, vraagteken of uitroepteken?

Een nieuwsbericht schrijven

In een nieuwsbericht wordt informatie gegeven over een gebeurtenis. Als je zelf een nieuwsbericht schrijft, zet je eerst alle informatie op een rijtje. Dit doe je met de 5w+h-vragen:

• wie
• wat
• waar
• waarom
• hoe

Vaardigheden

Basisvaardigheden

▢ Ik kan letters van het alfabet schrijven.

▢ Ik kan lopend schrift schrijven.

▢ Ik kan blokletterschrift schrijven.

Voorbereiden

▢ Ik kan een tekst schrijven met behulp van een stappenplan.

▢ Ik kan kan een stappenplan maken.

▢ Ik kan uitleggen waar je op moet letten bij het schrijven van een goede tekst.

Uitvoeren

▢ Ik kan een eenvoudig formulier invullen.

▢ Ik kan een brief schrijven.

▢ Ik kan een briefje schrijven om iemand uit te nodigen.

▢ Ik kan een nieuwsbericht schrijven.

▢ Ik kan een kort nieuwsbericht schrijven.

▢ Ik kan mijn tekst in alinea's verdelen.

▢ Ik kan een presentatie maken op de pc.

▢ Ik kan mijn presentatie verdelen in inleiding, middenstuk en slot.

▢ Ik kan een e-mail schrijven.

▢ Ik kan een beleefde e-mail schrijven.

▢ Ik kan een beleefde e-mail schrijven waarin ik om informatie vraag.

▢ Ik kan een advertentie schrijven.

▢ Ik kan een eenvoudige advertentie schrijven.

▢ Ik kan een instructie schrijven.

▢ Ik kan een eenvoudige instructie schrijven.

▢ Ik kan een flyer maken.

▢ Ik kan mensen met een flyer overhalen.

▢ Ik kan een interview uitwerken.

▢ Ik kan enthousiast schrijven.

▢ Ik kan signaalwoorden gebruiken.

▢ Ik kan op basis van een schrijfplan een productbeoordeling schrijven.

Reflecteren

▢ Ik kan uitleggen hoe je een tekst controleert.

▢ Ik kan mijn tekst controleren.

Voorbeelden, opsommingen en volgorde van tijd

▢ Ik kan voorbeelden geven.

Feiten, meningen en argumenten

▢ Ik kan mijn mening geven.

▢ Ik kan in een eenvoudige tekst mijn mening geven.

▢ Ik kan argumenten bij mijn mening geven.

▢ Ik kan voorbeelden bij mijn mening geven.

▢ Ik kan mijn mening over een product opschrijven.

▢ Ik kan mijn mening over eigenschappen van een product opschrijven.

Doelgroep/publiek

▢ Ik kan rekening houden met mijn publiek als ik een tekst schrijf.

▢ Ik kan uitleggen hoe je rekening houdt met je publiek bij het schrijven van een tekst.

▢ Ik kan een tekst herschrijven voor een ander publiek.

▢ Ik kan een tekst herschrijven voor een ander publiek.